logo

V. HET GILDENLEVEN

5.1. Gildenlokaal

Om goed te kunnen werken heeft de gilde behoefte aan een kamer of vergaderlokaal en een schuttershof. In het reglement van 1891 wordt gesteld dat het gildenlokaal jaarlijks werd aanbesteed.
Dit was ook vroeger het geval. De aannemer was o.a. verplicht "een behoorlijk ruim lokaal" ter beschikking van de gilde te stellen.
Op de dagen dat de gilde gebruik maakte van het lokaal mochten alleen de gildenleden daarin worden toegelaten en "geen personen, vreemd aan de gilde". De aanbesteding geschiedde op Sint-Jozefsdag, volgens het reglement van 1891 tussen zes en zeven uur 's avonds, "alles volgens oud gebruik".

Het Scuttershuys, bewoond door de weduwe van Jan Tuyts, was in 1528 de "gildecamer", of het lokaal van de gilde. De juiste ligging van dit gebouw is moeilijk te achterhalen. Toch vermoeden we dat het gelegen was langs of in de nabijheid van de "oude Plaetse". Zoals we reeds schreven bevond het schuttershof met een wip en de doelen zich langs de grote dreef aan de "Plaetse".
De gildenbroeders werden in 1599 getrakteerd in de aloude en imposante afspanning "De Swaen", bij Nicolaes Bervoets, aan de "Plaetse". Frederik van Renesse werd op papegaaidag van dat jaar aangesteld tot hoofdman en schout Jacobus de Schrijver kreeg de opdracht dat niet onopgemerkt te laten voorbijgaan. Gewoonlijk hadden dergelijke vieringen plaats in de "gildecamer" en dat zal ook toen wel het geval geweest zijn.
Of de herberg "Sint-Joris", vooraan in de Speelhoven, nabij het dorpsplein, zijn naam te danken heeft aan de Sint-Jorisgilde en ooit het lokaal van de gilde is geweest hebben we niet gevonden.
Die herberg bestaat niet meer. In 1647 was Thomas Wyns er de baas en in 1656 staat Adriaan van Mol als waard aangetekend. Nu vinden we op die plaats het landhuis St.-Joris, gedeeltelijk met de materialen van de oude herberg opgetrokken. Lange tijd werd het bewoond door de eigenares Mevr. Tax-Coppenolle, die er een tehuis voor verzwakte kinderen hield (127).

In 1661-1662 en 1663 teerde de gilde in haar lokaal "ten huyse van Adrien Bervoets". In 1663 werden er "drij tonnen biers" gedronken.
In 1665 was de "gildecamer ten huyse van Goris Mattheussen Petry", de gildenbroeders dronken er op de teerdag vier tonnen bier.
In 1773 was de gilde gehuisvest bij Jacobus Smits in de herberg "de Drij Swaentjens", gelegen op de hoek van de Hoogstraatsebaan en de Smekenstraat.
"Gelagh van St.-Joris gilde vanden jaere 1773 en is als volgt, dat begonst ten huyse van Jacobus Smits in de Drij Swaentiens".
Aan dit gelag namen 48 gildenbroeders deel en zij verdeelden de kosten evenredig.

5.1.1. Aanbestedingsvoorwaarden

We schreven reeds dat het gildenlokaal jaarlijks werd verpacht.
De Oostmalse herbergier, gewoonlijk ook lid van de gilde, die de goedkoopste offerte indiende, werd de aannemer van het lokaal en van de feesten. Onmiddellijk na de aanbesteding, op de besteedag, moest hij de gilde reeds trakteren.

Op 19 maart 1771 geschiedde de aanbesteding van het lokaal door Peeter Van den Langenberg, "afgaenden ouden deken" en Peeter Devisser, "volgenden meester deken der gilde van den H. Ridder Ste. Joris binnen Oostmalle". De hoofdman, alferis, cornet en de oudermannen van de gilde waren daarbij ook aanwezig.
De aanbestedingsvoorwaarden werden toen vastgesteld als volgt:

1. De aannemer moet "goet suyver en heurbaer bier" leveren, van minstens 12 … 14 dagen oud in de zomer en drie weken in de winter. Het bier mag wel ouder maar niet jonger zijn. De aanneming is ongeldig indien het bier niet voldoet aan die voorwaarden. In de taal van toen klinkt dat zo mooi: "op pene van nulliteyt, ja geene aenneminge".

2. De aannemer is verplicht "bequame plaetsen en viersteden" ter beschikking van de gilde te stellen. Personen die geen lid van de gilde zijn mogen op de feesten niet toegelaten worden.

3. Ook is de aannemer gehouden aan de dekens, de knaap, de tamboer en de speelman gratis "den cost ofte maelteyt" te geven.

4. De aannemer moet ook zorgen voor voldoende "potten, pinten en glazen in de gilde camers". Als er per ongeluk glazen gebroken worden mag hij daarvoor geen kosten aanrekenen. De vrijwillig of "in fellen moede" gemaakte stukken moeten vergoed worden door de daders, die bovendien nog kunnen gestraft worden "naer den eisch van saeke".

5. Alleen de gildenleden mogen deelnemen aan "t gelagh".
Personen die geen lid van de gilde zijn, mogen in de gildenkamers slechts toegelaten worden met uitdrukkelijke machtiging van de hoofdman, of bij zijn afwezigheid van de oudermannen, dekens of een gevolmachtigde. Bij overtreding van deze bepalingen loopt de aannemer een boete op van 24 stuivers voor elke ten onrechte aanwezige persoon en bovendien een "arbitraire straffe".

6. Het bier moet het hele jaar door aan dezelfde prijs geleverd worden, zowel in de winter als in de zomer. Ook moet de aannemer zorgen voor voldoende verwarming en verlichting van de lokalen.

7. Op Sint-Jozefdag moet de aannemer zestien potten bier schenken aan de gildenleden en zowel op Sint-Jorisdag als op Verloren Maandagavond vier potten bier.

De gildenleden anderzijds werden verplicht, na de schietingen of op andere zondagen, gebruik te maken van het lokaal. Zo wilde de gilde ook de aannemer laten genieten van het verteer dat de gildenleden in de loop van het jaar maakten.
Bij de aflijvigheid van een confrŠre mocht er door de gildenleden alleen bier gedronken worden in de gildenkamer.
Na de voorlezing van deze voorwaarden werd er overgegaan tot de verpachting en werd de gilde aangenomen door Peeter Peeters. Hij moest, als minstbiedende, het bier leveren "voor eene somme van ses guldens per tonne".
Tijdens de vergadering van 19 maart 1837, waarop 14 gildenbroeders aanwezig waren, werden wijzigingen aangebracht aan de voorwaarden voor aanbesteding van de gildenkamer.
Als eerste punt werd er met overgrote meerderheid van stemmen besloten dat er op Verloren Maandag twee achtereenvolgende dagen zou geteerd worden. Die teerfeesten waren verplicht voor de gildenbroeders. Het gelag zou op de tweede dag afgerekend worden.
De aannemer werd gemachtigd om op de tweede dag "persoonen aen de guld vreemd zijnde" te laten meeteren. De dekens hadden "naar oud gebruik den 1sten dag den kost om niet". De aannemer was verplicht te zorgen voor twee stookplaatsen.
De gilde werd aangenomen door Jan Van Gestel, "het bier tegen acht guld zestien stuyvers de ton".
P. F. Geerts, Theuns-koning, W. Hendrickx, J. Meeusen en J. Van Gestel ondertekenden deze beslissing.
Het daaropvolgende jaar, nl. op 19 maart 1838, werden de voorwaarden voor aanbesteding van de gilde opnieuw gewijzigd.
Slechts 11 gildenbroeders waren op die vergadering aanwezig.
De condities werden vastgesteld als volgt:
1. Met 'verlooren maandag' was iedere gildenbroeder verplicht twee dagen mee te teren; het gelag werd op de tweede dag afgerekend.
2. De tweede en de derde dag mochten ook niet gildenleden meeteren. Die personen moesten wel minimum 18 jaren oud zijn en een goede reputatie genieten.
3. De maaltijd bestond de twee eerste dagen uit:
Vleessoep, twee "potagiën", soepvlees, gezouten vlees of hesp, "carmenayen", gebraad, boter, brood en kaas. Die maaltijd kostte zeven stuivers per persoon. De dekens mochten de eerste dag gratis meeteren.
4. De aannemer moest "twee stookplaatsen" voorzien. Die plaatsen moesten "voldoende groot" zijn en zij zouden door de hoofdman, de dekens en de oudermannen vooraf gekeurd worden.

Jacobus Wuyts was de aannemer. Hij moest het bier leveren voor negen gulden en 8 stuivers per ton.

J. Wuyts, P.J. Geerts, J. Meeusen en L. Wuyts ondertekenden deze beslissing.

Op 19 maart 1840 werden de aanbestedingsvoorwaarden nogmaals gewijzigd, als volgt:

Art. 1 : Alleen de gildenbroeders mogen aan de teerfeesten deelnemen.
Art. 2 : Alle gildenbroeders moeten twee dagen teren met Verloren Maandag en de derde dag "naer hun goedvinden". Zelfs op die derde dag worden alleen de gildenbroeders toegelaten.
Art. 3 : Met de uitvaart van een overleden broeder mag er maar een halve ton en met de uitvaart van een zuster een "vierdendeel" bier gedronken worden, terwijl de andere halve ton of "vierdendeel" door de erfgenamen aan de gilde moet worden betaald en in het "generael gelag met St.-Joris verrekend worden".
Art. 4: De broeders of zusters zullen bij het teren niet eten.
(Dus, dat was alleen een drinkgelag ? Wellicht wordt hier alleen 19 maart, besteedag, bedoeld.)
Na acht uren 's avonds zal men geen bier meer opleggen.
Art. 5 : De aannemer moet met de teerdagen van Verloren Maandag en St.-Joris aan dekens en knaap "den kost geven", en verder aan de gilde behoorlijk vuur en licht verlenen.
Op die voorwaarden werd de gilde aangenomen door brouwer Bauwens, het bier te leveren tegen negen gulden vijftien stuivers per ton.

Op 19 maart 1879 werd de Sint-Jorisgilde van Oostmalle publiek aangenomen door Karel van Gestel, mits de volgende voorwaarden:
1. De aannemer zal vijf fr. voor elke dag "tapping" ontvangen, mits de knaap en zijn vrouw de kost te geven en de twee nodige lokalen van tafels en stoelen te voorzien en behoorlijk te verwarmen.
2. Op de dagen dat er maar een halve ton te tappen is zal gemelde aannemer twee fr. vijftig centiemen ontvangen.
3. De aannemer moet op de besteedag, 19 maart, aan de gilde twintig liters bier te drinken geven.

In het reglement van 1891 is het volgende bepaald over de aanbesteding van de gilde:
De aanbesteding geschiedt op Sint-Jozefsdag, tussen zes en zeven uur 's avonds, alles volgens oud gebruik.
De aannemer is verplicht te trakteren met 20 l. bier, te geven aan de leden op dezelfde avond in zijn huis. Op de teerdagen moet hij een behoorlijk ruim lokaal, dat niet gestoord wordt door het inkomen van personen vreemd aan de gilde, alsook het nodige vuur, licht, glazen, tafels, stoelen, ter beschikking van de gilde stellen.

In een nota opgesteld door Laurent Fierens in 1960 lezen we: "De zetel der maatschappij wordt jaarlijks aanbesteed op Sint- Jorisdag? (Jozefdag), 19 maart.

5.1.2. Aannemer

 

1771 Peeter Peeters
1772 Jacobus Van den Brandt, mits 5 gulden 15 stuivers per ton bier + maaltijd
1773 Jacobus S (Drij Swaentjens) mits 6 gulden 5 stuivers
1774 Jacobus Van den Brandt, 5 19
1775 idem 5 18
1776 idem 5 14
1777 idem 5
1778 J B. Geerts 5
1779 Peeter Joostens 5 7
1780 Jacobus Van den Brandt 4 19
1781 idem 5
1782 Martinus Ghysels 4 gulden 18 st., daarbij begrepen de uytvaerten
1783 idem 4 14 /+10 st. maeltijt
1784 J. B. Verelst 5 19
1785 J. Van den Brandt 6
1786 idem 6 +10 st. maeltijt
1787 Martinus Gijsens 6 1
1788 Jan B. Vereelst 6 5
1789 Jacobus Ghijsels 6 5 +10 st. maeltijt
1790 Martinus Gijsels 6 6
1791 J. B. Verelst 6 6,5 +10st. maeltijt
1792 Martinus Gijsels 5 2
1793 Joannes Bauwens 6 6 +10 st. maeltijt
1794 Adriaan Van den Kieboom 5 8
1795 idem 6
1796 Martinus Ghysels 6 17 st.
1797 J. Bauwens mits 6 gulden + 2 st. per tonne bier
1800 Andries Van der Veken 5 2
1801 Peter Vervoort 5
1802 Weduwe Ghysels 7 gulden voor het bier +7 stuivers per man voor den cost
1803 Joannes Bauwens 8 " + 7
1804 Adriaen Adriaensens 8
1805 Fransus Bogaerts 8
1806 Josephus S 7+ 8st.+7st.per man v.d.cost
1807 Robert Ghysels 6 19st.
1808 Adr.Van den Kieboom 7 18st.+7st. " "
1809 idem 8 5st.+7st. " "
1810 Joannes Bauwens
1811 Robert Ghysels 8 4st.
1812 Joannes Bauwens 9 15st.+7st. " "
1813 Fransus Bogaerts 10
1814 Robertus Ghysels 8 8st.
1815 Jan Baptist Ghysels 7 10st.
1816 Fransus Bogaerts 8 10 "
1817 Petrus Rutten 10 5
1818 Robert Ghysels 10 10 "
1819 Antonius Timmers 10 10 "
1820 Jan Baptist Ghysels 8 15 "
1821 Fransus Bogaerts 8 15 "
1822 Petrus Rutten 8 10 "
1824 Robert Ghysels 8 10 "
1827 idem 8 10 " en 7 st.voor den kost
1828 Fransus Bogaerts 8 10 "
1829 Jan Baptist Ghysels 7 gl 30cents+40cents " " "
1830 Jacobus Wuyts 6 90 ' " +40 "
1831 Robert Ghysels 8 50 " 40 "
1832 Fransus Bogaerts 9 nederlandsche guldens.
1834 Jacobus Wuyts 8 gl. 8 stuivers
1835 F. Bogaerts 7 " (brabands courant geld)
1836 Robert Ghysels 8 " 10 st.
1841-1843-1845 Godefridus Bauwens
1842 - 1844 - 1846 tot 1849 - 1853 burgemeester Dominicus Fr. Bauwens.
1859 Jos Bleyens
1860 Maria Peeters
1861 Dominicus Fr. Bauwens
1876 baas Nijs
1877 Jacobus Bastiaensen
1878 A. Smolders
1879 Karel Van Gestel
1882 Frans Ten Grootenhuyzen
1890 Jan Anthonissen
1891 - l892 Karel Van Giel
1893 - 1894 L. Van den Langenbergh
1895 Frans Tengrootenhuyzen
1896 Jozef Celens
1897 - 1898 L. Van den Langenbergh
1899 Frans Tengrootenhuyzen
1900 - 1901 Karel Van Giel
1902 Frans Ten Grootenhuyzen, mits 30 fr.
1903 idem 35 fr.
1904 Karel Brocken 34 fr.
1905 Frans Ten Grootenhuyzen 23 fr.
1906 Karel Van Giel 22,50 fr.
1907 Jan Van Looy 19,30 fr.
1908 Karel Van Giel 23 fr.
1909 idem 17,50 fr.
1910 idem 24 fr.
1911 Karel Van Giel, lid der gilde 26 fr. per dag
1913 – 1914 idem 28 fr
1919 Edward Van Giel 15 fr. (alleen St.-Jorisdag "voor wat betreft het gereedmaken van het maal, daar deze teerdag als proef zal gehouden worden".
1920 Edward Van Giel: 20 fr.
1921 idem 20 fr
1922 idem 25 fr.
1923 idem 25 fr
1924 Jan Storms: 30 fr. ("plaats, vuur en licht")
1925 idem
1926 idem 12 fr. ("twee maaltijden, plaats, vuur, licht")
1927 idem 15 fr.
1928 idem "
1929 idem 18 fr.
1930 idem "
1931 idem "
1932 Frans Van Dooren 17 fr.("daarin is begrepen vuur, licht, gerief, twee maaltijden bestaande uit soep, vleesch met groenten en patatten, 's avonds koud vleesch met brood met koffie")
1933 Frans Van Dooren 15 fr.
1934 idem " "
1935 Jan Hendrickx (café Brouwershuis Hotel): 12,25 fr.
1936 kinderen Hendrickx (café Brouwershuis) 11,25 fr.("bij afbod")
1937 idem 13 fr.
1938 idem 11,75 fr.
1939 idem 12,75 fr.
1940 idem 15 fr. (" 's avonds brood met rol (boulie) en koffie")
1947 Brouwershuis 85 fr.
1948 idem "
1949 idem "
1950 idem "
1951 idem "
1952 idem 61 fr.
1953 idem 80 fr.
1954 Louis Bartholomeeusen-Van den Bulck zaal Luxor … 75 fr.
1955 idem zaal Notenboom 80 fr.
(zo staat het in het register maar hier wordt "de Notelaer" bedoeld)
1956 aanbesteding door vorig lokaal … 80 fr.
1957 idem "
1958 idem… 100 fr.
1959 idem… 35 fr. ("vat bier geschonken door lokaalhouder, brouwerij Wieze en beenhouwer weduwe Celens")
De aanbesteding van 1960 tot 1965 met aannemer brouwerij De Wildeman-Wieze ging niet door omdat er in de herberg geen lid woonde en de herbergier er ook niet werd ingestemd.
1960 – 1963 Louis Van Den Bulck-Buylinckx… 75 fr.
1964 weduwe Van Den Bulck… 100 fr.
1965 idem "
1966 idem 120 fr.
1967 idem "
1968 idem 75 fr. ("daar wij vanaf dit jaar alleen 's avonds een eetmaal gebruiken")
1969 Frans Michielsen-Van den Bulck… 110 fr.
1970 idem 110 fr.

Na 1970 worden in het gildenregister geen aanbestedingen meer genoteerd.


137

138

 

Vanaf 1960 is de gilde thuis geraakt in De Pelikaan, "De Wiks", bij Louis Van den Bulck-Buylinckx ( vanaf 1964 weduwe Van den Bulck) en vanaf 1969 schoonzoon Frans Michielsen-Van den Bulck.

Hier kon de gilde teren, dansrepetities inrichten, schietoefeningen en schietwedstrijden houden. Mettertijd ging de dansgroep in de zaal van het Immaculata Instituut repeteren en werd er ook een schietstand op de grond naast de "oude" Pelikaan, op grond van dokter Huyskens, achter de parking van de Wiks, opgericht. Na de verkoop van deze grond verloren de schutters hun schietstand en zeker nadat de lokaalhouder in 1984 de Wiks verliet om de "Central" te beginnen, raakte de gilde een beetje haar vast lokaal kwijt. Er werd enkele keren geteerd in 't Salphenhof bij gildenlid Laurent Van Aelst en ook een keer in 't Brouwershuis (het huidige) en de schutters reden in de winter zelfs naar Vlimmeren om te oefenen bij L. Roefs in de zaal 'het Paradijs'.

5.1.3. Een eigen lokaal

In 1987 kocht de gilde haar eigen lokaal, namelijk het vroegere dispensarium aan de Hoogstraatsebaan.
Op 16 september 1987 stichtte het bestuur de V.Z.W. die nodig was om het onroerend goed te kunnen kopen. De statuten verschenen in het staatsblad van 7 januari 1988.

Op 21 oktober 1987 hielden de dansers hun laatste dansherhaling in de turnzaal van het Immaculata Instituut. De gildenleden togen aan het werk om van het dispensarium een gildenlokaal te maken.
Op 18 november 1987 werd voor de eerste keer in het nieuwe lokaal door de dansgroep gerepeteerd. Jos en Amelie Seeuws-Jordens waren toen de 'lokaalhouders'. Op 2 december 1987 werd het lokaal door de eigen leden "ingewijd" tijdens een opendeurdag voor de gildenleden. De eerste schieting was een "Sinterklaasschieting" op 9 december 1987. De kinderen van de gildenleden voelden zich er ook al thuis tijdens het kerstfeest op 20 december 1987.
Voor de eerste keer werd er geteerd met Verloren Maandag, 11 januari 1988.
De officiële opening vond plaats op 11 en 12 maart 1988: eerst voor de wethouders van de Hoge Gildenraad der Kempen en de aangesloten gilden en dan voor gemeentebestuur, vrienden en bevriende verenigingen van Malle.
Hetzelfde jaar reeds werd het bestaande gebouw uitgebreid met een schutterij.
Na het overlijden van lokaalhouder Jos Seeuws worden de bestellingen bij de brouwer door Mon Hellemans gedaan en komen degildenbroeders en soms ook de gildenzusters bij de activiteiten tappen.

140

In 1996 werd het dak boven het oude gedeelte vernieuwd.
In 1997 werd de schutterij afgewerkt met een houten plafond en een betere isolatie van de muren. Voor de verwarming werd een nieuwe centrale verwarming ge‹nstalleerd. Na tien jaar werd het hele lokaal ook nog verfraaid met een nieuwe verflaag.
Het gildenlokaal moest toch perfect in orde zijn voor het nakende gildenfeest.

 

5.2. Teerfeesten

In het reglement van 1891 (art. 5) wordt gesteld dat er jaarlijks teerfeesten plaats hadden op de volgende dagen:
a) maandag, volgende op de feestdag van driekoningen, genoemd "Verloren Maandag" en dinsdag daaropvolgende, genoemd "Vrouwkensdag".
b) Sint-Jozefsdag, 19 maart, aanbestedingsdag.
c) Sint-Jorisdag, 23 april. Als die dag in de week onmiddellijk voor of na Pasen valt, wordt hij verschoven tot 's maandags na Beloken Pasen.
d) op de processiedagen, zoals naar gewoonte.

Volgens een nota in 1960 opgesteld door Laurent Fierens waren de vaste teerdagen op de volgende dagen:
a) maandag na 6 januari en dinsdag nadien koffie voor alle gilden- zusters, 's avonds worstenbrood;
b) teerdag maandag na 23 april;
c) 19 maart, aanbesteding lokaal.
In die nota wordt niets meer vermeld over feesten op de processie- dagen. Fierens spreekt evenwel over 'vaste' teerdagen.

De gilde benutte echter nog andere mogelijkheden om te feesten.
Buiten deze teerfeesten waren er ook nog meerdere eet- en drinkgelagen, o.a. ter gelegenheid van de koningsschietingen.
De oude gildenrekeningen maken melding van de vele tonnen bier, die op deze feesten werden geledigd.

De leden betaalden jaarlijks hun aandeel in de rekeningen op Verloren Maandag en op Sint-Jorisdag. De hoofdman, koning, deken, onderdeken, de twee vaandrigs en de schrijver betaalden slechts "halfgeld" (art.7, reglement 1891). Het drinkgelag op de besteedag was voor rekening van de aannemer.

Op Verloren Maandag en de daaropvolgende dinsdag (Vrouwkensdag) en op Sint-Jorisdag begonnen de teerfeesten met een plechtige gezongen zielenmis voor de overleden gildenbroeders en -zusters (art. 9, reglement 1891).

Op 19 maart 1892 werden, met 19 tegen 4 stemmen, de volgende schikkingen en voorschriften gestemd:
1. dat de gilde mag duren tot 's avonds elf ure
2. dat het bier zal gekeurd worden 8 dagen voor de gildeteering
3. dat het bier moet besteld zijn 8 dagen voor de keuring door hoofdman en dekens
4. dat het zal nagezien worden bij het begin en het sluiten der teering".

Momenteel wordt door de gilde nog op twee dagen 'geteerd': een kleine teerdag op Verloren Maandag en de grote teerdag op het einde van april (St.-Jorisdag).

Heel wat andere feesten van de laatste tijd zouden we ook onder de noemer 'teren' kunnen thuisbrengen maar we verwijzen hiervoor naar de hiernavolgende rubrieken: 5.4. tot 5.7.

5.2.1. Verloren Maandag

Arbeiden op Verloren Maandag, dus op de maandag na driekoningen, was uit den boze. Het (is) was de dag van het worstenbrood.
Onder de leuze: "Al wat we vandaag doen, is verloren werk" werd er dan ook geen slag gedaan.
Feesten kon die dag natuurlijk wel.
In 1661 namen 48 gildenbroeders deel aan het teerfeest op "Verloeren maendach". Zij betaalden voor dit feest 9 stuivers per persoon, hetzij in totaal 21 gulden 12 stuivers. Op de tweede dag waren er nog 36 gildenbroeders aanwezig, die samen voor 14 gulden 8 stuivers verteerden.
Op Verloren Maandag, 1662, werden er de eerste dag ten huize van Adriaenken Floris vier tonnen bier gedronken, waarvoor 21 guldens en 4 stuivers werden betaald. De tweede dag werden er nog 3 tonnen bier verorberd, voor een bedrag van 15 guldens en 18 stuivers.
In 1663 namen er 49 gildenbroeders deel aan het teerfeest op Verloren Maandag. Zij verteerden 10 stuivers 3 oorden per man, en in totaal 26 guldens en 6 3/4 stuivers. De tweede dag waren nog 40 gildenleden present, alsook "eenighe buytenlieden".
In 1664, op Verloren Maandag, kwamen er 46 gildenbroeders meefeesten en ook de tweede dag daagden er 46 leden op. Zij dronken de eerste dag vier tonnen bier ten huize van Goris Mattheussen en de tweede dag 3,5 tonnen bier.
Waarom er in 1665, op Verloren Maandag, slechts 15 gildenbroeders aanwezig waren is voor ons een raadsel (128). De tweede dag waren er echter weer 48 leden aanwezig en de derde dag nog 27. Die '15 aanwezigen' is wellicht een foutieve vermelding, want op de eerste dag werden er 30 guldens en op de tweede dag slechts 25 guldens en 4 stuivers verteerd.

In 1771, op 5 januari, werden er "drij tonnen bier" gedronken, voor een bedrag van 13 gulden en 16 stuivers. Er waren 37 gildenbroeders op het feest aanwezig.
Op 13 januari 1777, Verloren Maandag, werd er door 46 gildenbroeders een totale som van 22 guldens en 16 stuivers verteerd. De speelman ontving een vergoeding van 12 stuivers.
Wouter Jordens was op die dag te laat in de mis gekomen en kreeg hiervoor een boete van 4 stuivers en 2 oordjes.
Op Vrouwkensdag, 14 januari 1777, werden vier tonnen bier geledigd en hiervoor werden 22 guldens en 16 stuivers betaald, gerekend aan 5 guldens en 14 stuivers per ton. De speelman ontving die dag een vergoeding van 12 stuivers. Er werd ook voor 4 guldens en 9 stuivers brandewijn en jenever gedronken. Op die dag waren 52 gelagslieden aanwezig, die elk voor 11 stuivers en 2 oordjes moesten tussenkomen in de totale onkosten.
Het feest op 14 januari 1777 verliep niet rimpeloos. Hendrik Paeshuys verklaarde dat Geeraert Hendrickx en Adriaen Joordens "met malcanderen in questie sijn gevallen en malcanderen voor de deur geroepen en voor de deur sijnde hebben deselve malcanderen tegen den gront geslagen". Paeshuys ondertekende deze verklaring met een kruisje, omdat hij niet kon lezen of schrijven. Alexander Truyen, gildenbroeder, verklaarde eveneens dat Hendrickx en Joordens "malcanderen verwijten hebben gedaen en den voors.
Hendrickx seijde tegen Adriaen Joordens dat hij en sijn geheel eijnt niet en decht, daer op heeft Adriaen Joordens Hendrickx aen gevat en toen is A. Joordens tegen den grond gevallen". Ook A. Truyen ondertekende zijn verklaring.

In 1845, op Verloren Maandag, werd Jan Van Gestel "voor zijn lange ziekte verschoond" en betaalde P.J. Ghysels "heden ziek zijnde, halfgelag". De weduwe J. B. Ghysels betaalde "halfgelag voor den 2e dag".

Op Verloren Maandag 1880 werden er 4 tonnen gewoon bier … 20 fr./ ton en 1 ton "dubbel gerstenbier" … 25 fr. gedronken. De totale prijs voor het bier bedroeg aldus 105,-fr., de "aftappingskosten" bedroegen 0,15 fr. per dag x 3 dagen = 0,45 fr. Er werd ook 9 fr.
betaald aan de knaap en 12 fr. voor twee missen. De bijdragen van de leden werden aangerekend als volgt: 28 leden aan 3,75 fr.= 105 fr. en 6 bestuursleden aan 2,50 fr = 15 fr., zijnde in totaal 120,-fr..

In de rekeningen in het register van de gilde vinden we voor de laatste keer op 12 januari 1970 een afrekening voor de twee teerdagen van Verloren Maandag: "teergeld maandag" en "teergeld dinsdag". Vanaf 1971 werd het blijkbaar één teerdag.
Dikwijls werd er sindsdien ook vanaf gestapt om op de maandag te teren. Vermits er na het eten van worsten- en appelbrood gedanst werd tot in de late (of zelfs vroege) uurtjes, leende een vrijdag- of zaterdagavond, waarna men kon uitslapen, zich beter voor zulk feest. Dit feestje werd soms ook aanzien als het dankfeestje voor de helpers van Salphenkermis.
Maar sinds 1986 werd er terug op Verloren Maandag geteerd.
Vanaf 1988 geldt deze bijeenkomst tevens als algemene vergadering van de V.Z.W. en worden eventuele bestuursverkiezingen tijdens deze vergadering gehouden.
Na het traditionele openingswoord van de hoofdman met een terugblik op het voorbije jaar en een oproep aan de leden voor de komende activiteiten, geeft de deken zijn kasverslag. De schutters die deelnemen aan de bondsschietingen (hierover later meer) krijgen tijdens deze avond hun prijzengeld uitbetaald. Na het eten van worsten- en/of appelbrood, wordt er bij een pintje of trappist nog wat gekaart en gekeuveld. Verloren Maandag eindigt gewoonlijk rond middernacht zodat iedereen 's anderendaags fris op zijn werk of andere bezigheden kan verschijnen.

143

5.2.2. Besteedag

In het jaar 1663 bezochten de gildenbroeders verschillende café's, zoals blijkt uit het navolgende: "Item int besteden van de Gulde in verscheyden herberghen verteert ende betaelt" 16 stuivers. Hun verteer was maar miniem, dus erg lang zullen zij niet vertoefd hebben in die café's en veel bier zullen zij niet gedronken hebben (129).
Ook de volgende jaren werden de herbergen bezocht en werden als uitgaven kleine bedragen ingeschreven in de rekeningen. Wellicht gingen maar een paar leden naar die café's, voor "'t besteden" van de gilde. Dit blijkt uit de tekst die op Sint-Jorisdag 1663 werd ingeschreven in het gildenboek: "Item int besteeden der gulde soo hebben die Deckens beneffens den Coninck verteert in verscheyden herberghen eene somme van 19 stuivers".

Op 19 maart 1890 (St.-Jozef) beslisten de gildenbroeders met 17 tegen 5 stemmen om op Sint-Jozefdag, "volgens oude gewoonte drij dagen te teeren met bier alleen".

Op de besteedag was de aannemer van de gilde verplicht met bier te trakteren aan de aanwezige gildenleden. Volgens het reglement van 1891, art. 5, moest hij op die dag 20 liter bier offreren.

In het register van 1908 vinden we de aanbestedingen van 1912 tot 1970, telkens op St.-Jozefsdag of 19 maart. Een halve ton bier kostte aan de gilde in 1912, 1913 en 1914 telkens 9 fr. Later treffen we in het register geen uitgaven meer aan voor deze dag.

5.2.3. Sint-Jorisdag

In de rekening van 1607 is vermeld dat er werd "geluid voor de St.-Jorismis". Volgens pastoor De Molder bestond dit gebruik nog tot aan de Tweede Wereldoorlog.

Op St.-Jorisdag 1662 werden er vier tonnen bier gedronken door 49 gildenbroeders, ten huize van Andries Bervoets. Dit kostte, gerekend aan 8 stuivers en 2 oorden per deelnemer, in totaal 19 guldens en 16,5 stuivers (130).

Op Sint-Jorisdag 1663 werd er geteerd met 44 gildenbroeders en zij verteerden samen 24 guldens en 4 stuivers.

In 1664 namen er 38 gildenleden deel aan het teerfeest en in 1665 zelfs 48.

Op Sint-Jorisdag van het jaar 1773 werd er geteerd "ten huyse van Jacobus Smits in de Drij Swaentiens".

Op de teerdag van 26 april 1836 werden 2 tonnen bier verorberd. De onkosten werden betaald door 25 gildenbroeders, … rato van 64 centiemen per persoon.

Op Sint-Jorisdag 1837 werd burgemeester Bauwens beboet omdat hij te laat kwam in de mis en Van den Langenbergh omdat hij helemaal niet kwam opdagen en niet aanwezig was in de mis.

De onkosten op Sint-Jorisdag 1877 bedroegen 52,70 fr., te betalen "voor een gelijk aandeel door elk der 31 leden, buiten de 6 bestuursleden die vrij zijn op St.-Jorisdag".

Het oude gebruik van op St.-Jorisdag te teren vinden we in het register nog terug tot 23 april 1951. In de twintigste eeuw is het door gewijzigde arbeidsomstandigheden niet meer evident dat de gildenbroeders en gildenzusters op hun werk vrij kunnen nemen op het feest van St.-Joris.
Om begrijpelijke redenen werd er meestal geteerd op de vrijdag of zaterdag volgend op 23 april of ook wel daags voor 1 mei omdat het feest van de arbeid een verlofdag is. Men zocht dus een avond om te teren voor een verlofdag, zodat iedereen na het nachtelijke feest voldoende kon uitslapen.
Maar sinds 30 april 1988 werd het oude St.-Jorisfeest enigszins in ere hersteld. Na de eucharistieviering in de kerk konden de gildenleden aan de dis in het eigen gildenlokaal voor een eetmaal met spek en eieren. Bakkers van dienst waren toenmalig koning Paul Harts en deken Harry Hendrickx. In de namiddag werden de leden caféhouders bezocht en het teerfeest werd voortgezet in 't Salphenhof met een uitgebreid feestmaal ("koude schotel, roomsoep, varkensgebraad archiduc, rijst met abrikoos") en drank en dans. Diezelfde avond werden nog zes nieuwe koppels in de gilde gestemd.

Momenteel verloopt St.-Jorisdag al tien jaar volgens hetzelfde stramien. De gildenleden komen vanaf 11 uur samen in het lokaal.
Na de traditionele borrel jenever worden zij vergast op de 'spek en eieren' die nog steeds door Paul Harts en sinds 1995 Rob. De Gruyter gebakken worden. De aardbeienvlaai als dessert bij dit maal wordt ook al traditioneel genoemd.
In de namiddag volgt er dan een activiteit: een wandeling, een optreden met de dansgroep of een cultureel bezoek. Zie hiervoor de lijst met activiteiten.
's Avonds wordt er dan uitgebreid geteerd in het lokaal met lekker eten, drank en dans. Een orkest of discobar wordt ingehuurd om de stemming erin te brengen maar ook onze eigen speelmannen durven aleens naar de trekzak grijpen voor het spelen van een gildendans of de begeleiding van een lied. Gildenbroeder Vic Bertels spande meermaals de kroon met een geslaagde imitatie van een cabaretier of komiek.

5.2.4. Menu

In 1806 bestond het menu uit: "een souppe, twee potasien..., een stuck gesouten vlees carmenaden en boterammen met kaes & reijstpap". Dezelfde maaltijd werd ook de volgende jaren geserveerd.

In 1823 was het menu nog steeds hetzelfde: "vleeschsoep, twee "potagiens, gesoute vlees, gestoofde carmenade en rijstpap met boterammen en kaas".
De kostprijs van de maaltijd op 5 juni 1836 bedroeg zeven stuivers of 30 cents per persoon. Het menu bestond toen uit:
"1° Vleeschsoep, 2° bouillie, 3° twee potagiën, 4° "gezoute vleesch of hesp, 5° gebraed of karmenade".

Op 19 maart 1889 geschiedde de aanneming van de gilde aan de volgende voorwaarden:
a) 65 kg. vlees aan 1,17 fr/kg. te leveren door Louis Van den Langenbergh,
b) "kostprijs voor 't feest op de twee gildedagen (in januari) aan 12 fr. daags voor gereedmaken van 't vlees, leveren van pataten, brood en mosterd, telloren, messen en vorken door" Frans Ten Grootenhuyzen,
c) "andere dagen zijn aan 4 fr. de heele en 2 fr. de halve dag".

Het menu na de kiezing van meester Janssens tot hoofdman hebben we vroeger reeds beschreven.
Het 450-jarig bestaan van de gilde werd gevierd op 11 januari 1954. 's Middags aten de 51 aanwezige leden: "carnamelk"soep, aardappelen, schorseneren, rosbief, "kiekens", salade, appelmoes en daarna ijsroom.

147

Op 4 mei 1984 wilde men terug aanknopen bij oude gewoonten: soep, stoofvlees, aardappelen met groene en witte bonen, rijstpap met bruine suiker.

Op 30 april 1986 werd door de 68 aanwezigen in 't Salphenhof "soep, rosbief en gebraad met tot slot diplomat" gegeten.

Het menu in het gildenlokaal op 30 april 1988 werd hierboven reeds beschreven.
In dit verband vinden we nog in het register:
29 april 1989: "biefsteak en kroketten".
28 april 1990: "breughelmaal".
29 april 1995: gebraad en als dessert "profiterollekes"

5.2.5. Sint-Laurentius

Pastoor De Molder vroeg zich af hoe het kwam dat de gilde, in de periode van 1661 tot 1666, ieder jaar met "St.-Laureysdach, wesende onse kermisse", slechts twee dagen feestte, terwijl er op "Verloren Maendach 3 dagen lang gepalieterd werd"(131). St.-Laurentius is de patroon van de parochie en de pastoor vond deze werkwijze onbegrijpelijk.
In 1661 namen 45 gildenleden deel aan het feest op "Ste.- Laureys dach, wesende onse Kermisse". Elk lid betaalde 8 stuivers en de totaal kostprijs bedroeg 18 guldens. De tweede dag waren er nog slechts 22 leden aanwezig, zij betaalden elk 7 stuivers en 2 oorden, hetzij in totaal 8 guldens en 5 stuivers (132).
In 1662 werd er op "St.-Laureynsdach" gedronken ten huize van Andries Bervoets en er werden 3 tonnen bier verrekend voor een totaal bedrag van 15 guldens. De tweede dag werd er nog slechts één ton bier verteerd, waarvoor 5 guldens werden betaald.
Diezelfde dag werd er ook betaald aan de "spelieden over papegaeydach, Westmalle kermisse en onse kermisse alhier" een totale som van 5 guldens en 13 stuivers (133).
Met Oostmalle kermis kwamen er ook gilden uit andere gemeenten meefeesten. In 1664, op "St. Laureys dach onse kermisse,is gedroncken een tonne biers daer men gewoonlijck die buytengulde mede beschenckt..."(134). Er werden 5 guldens en 5 stuivers verteerd "soo om die buyten Gulden te beschencken als anderssints".
Tijdens de kermisdagen in 1835 werden twintig potten bier gedronken.

5.2.6. Papegaaidag

Om vier uur in de namiddag, bij het kleppen van het Angelus, nadat de knaap met zijn grote trommel de kinderen der confrers had bijeengebracht, werd er aan de kerk bier geschonken uit de koperen "aker" van de brouwer.
's Avonds in de gildenkamer was het dan volop feest, de vrouwen van de nieuw aangenomen confrers werden op een stoel geplaatst en moesten een kilo suiker ten beste geven om het bier te suikeren.
Dit werd soms ook als boete toegepast om een onuitgenodigde gast te straffen die onverhoeds het feestend gezelschap in de gildenkamer aantrof. Op de stoel geplaatst, werd er gedanst rond de gevangene tot hij volgens de oude gewoonte voldaan had, met suiker of genever, enz. naar keuze der confrers.De nieuwe koningin werd op haar beurt gevierd door de vrouwkens der gildenbroeders.
Met de uitgelegde som kochten ze een schone halsdoek of een ander kledingstuk, dat ze in groep ten huize van de koningin gingen aanbieden. Een gezellig koffiefeest, door deze laatste aangeboden, aan de vrouwkens, besloot de koningsfeesten(135).

Het teerfeest op papegaaidag 1661, ten huize van Andries Bervoets, kostte niets aan de gildenkas. Dit feest werd betaald door "Peeter Jacobs den Coninck" (136).
De tweede dag, eveneens bij Andries Bervoets, werden er vier tonnen bier gedronken, gerekend aan 5 gl/ton = totaal 20 guldens.
Die dag werd er ook "eenen pot bier" betaald voor de knecht van de gilde, "die hij gedroncken hadde int draghen van de briefkens" = 1,5 stuivers(137).
Op papegaaidag 1662 werden, op twee dagen, ten huize van Andries Bervoets zeven tonnen bier gedronken, waarvan "den coninck" er 2 betaalde. De eerste dag waren er 47 gildenbroeders aanwezig en zij verteerden er samen 15 guldens en 5,5 stuivers.
De tweede dag waren nog 47 leden aanwezig, zij verteerden dezelfde som.

Nadat op 10 mei 1880 de koningsvogel was afgeschoten, ging de gilde in stoet naar "de teerzaal zijnde bij Ten Grootenhuize", waar de erewijn werd aangeboden. Tijdens de schieting werd er één ton bier gedronken.
De volgende dag, 11 mei 1880, "heeft de koning evenals de koningin de leden op de oude manier onthaald ofte geregaleerd". Al de gildenzusters hebben, met ontrolde vaandels, de koningin een bezoek gebracht en zijn er goed ontvangen "ende onthaald geworden". Na het feestje zijn allen op 11 mei om 7.30 u. naar de gildenzaal getogen met de koning en de koningin om er zich bij de gildenbroeders te vervoegen.

4.2.7. "Haenefeesten"

Het "haenefeest" op "Ste. Huyck dagh met de volgende daegen" werd 19 maart 1771 toegewezen aan Peeter Peeters.
Het bier moest op die dagen aan dezelfde voorwaarden worden geleverd, zoals op de andere dagen van het jaar. De maaltijd moest door de meevierende gildenbroeders betaald worden, namelijk 10 stuivers per lid. Alleen de knaap, de tamboer en de speelman waren vrij van alle gelag.

Op 23 april 1796 werd "het teeren van den haen" aanbesteed en de levering van "den kost per man seven stuyvers, dus veertien stuyvers voor man en vrouw en het bier tegen acht guldens per tonne voor die teerdaegen". De aannemer was Martinus Ghysels.

Vanaf 19 maart 1797 werden de aanbestedingsvoorwaarden gewijzigd.
Voortaan werd het "teeren van de gilde, zonder het teeren van den haen" aanbesteed. Het bier moest 3 weken oud zijn in de winter en 14 dagen in de zomer.

"18 September 1836; Aenbesteding van den Haen te teeren op 23 en 24 October 1836. De tafel moet bestaen uyt de volgende portien.
"1. Vleeschsoep; 2. twee potagiën; 3. bouillie, 4. gezoute vleesch of hesp. Tweede servies: 1. Carmenade; 2. gebraed; 3. fricadellen; 4. boter, brood en kaes; 5. rijstpap". Op deze voorwaarden werd het feest aangenomen door Robert Ghysels "… 10 stuyvers par hoofd". Op 25 oktober 1836 werd de afrekening van het "gelag van 't teeren van den haen" opgemaakt, waaruit blijkt dat er dertig personen op het feest aanwezig waren en dat er 2,5 tonnen bier gedronken werden.

Pastoor De Molder beschrijft het "hanefeest" als volgt:
Een karrewiel werd stevig vastgemaakt met de asblok in de grond, zodat het wiel gemakkelijk kon draaien. Hierop werd een ladder gebonden waarvan de twee uiteinden vrij bleven; aan het ene uiteinde zat een gildenbroeder met een houten sabel in de hand, gereed om zijn slachtoffer het hoofd af te slaan; aan het andere stonden een of twee mannen die het wiel deden ronddraaien.
De haan hing aan een paal in een mand zonder bodem, zodat alleen het hoofd van het slachtoffer er onder doorbengelend kon getroffen worden. Zo moest het hoofd van het dier afgeslagen worden. 's Avonds werd er dan geteerd met de haan (138).

5.3. Schutboom of wip

5.3.1. Wip

De wip of schutboom werd gebruikt om de koningsvogel op te zetten of om naar de prijsvogels te schieten. Zoals we reeds schreven werd deze vogel in het begin van de 18de eeuw te Oostmalle zelfs op de kerktoren geplaatst.
Waar stond de schutboom of de wip ?
Cornelis Geeraerdts heeft op het einde van de 17de eeuw gewerkt aan de "schuttersboom, potbackerij, Coeckelberch en Groenstraat", waarvoor hij 14 guldens en 2 stuivers aanrekende (139).
Spijtig genoeg vermeldt hij niet waar die "schuttersboom" stond.
Waarschijnlijk was dat in de Groenstraat of in de omgeving van die straat.
In 1768 stond de schutboom dicht bij de "bane naer Antwerpen", niet ver van de grens van Westmalle (140). Die "bane" volgde niet hetzelfde tracé als de huidige weg Antwerpen-Turnhout. Op het plan rond 1770 opgemaakt door landmeter Anthonissen is de schutboom aangeduid langs die oude weg naar Antwerpen, die uitmondde in de vroegere Groenstraat.
Juist voor de eeuwwisseling en ook in het begin van de 19de eeuw stond de schutboom op het "Wipheiken bij het Moervenneken".

Ging de erfeniskwestie na het overlijden van hoofdman Spruyt over deze grond? Herkennen we op de postkaart (illustratie) niet de wip? Welke functie zou die paal daar anders hebben?

Nadien, vanaf 1908, in de 'Hoge Warande', achter de tramstatie, richting Westmalle.

151In 1959 werd op deze plaats een nieuwe wip geplaatst. De boom werd geschonken door erehoofdman graaf Thierry de Renesse. Hij werd geveld door de hoofdman, de schrijver, de koning, Frans Willemsen en August Mariën, "die zijn gespan heeft ingespannen om de boom op zijn plaats te voeren". Voor het "verteer om boom en boswachter" werd 118 fr. uit de kas betaald.
De betonnen palen waarin de boom kon gedraaid worden, werden bij Frans Willemsen gemaakt en vervoerd met de kraan van gebroeders De Vos. Blijkbaar moest deze wip ook "gedoopt" worden want het gelag voor de leden bij het maken van de wip kostte 35 fr.
De "koperen wip" voor deze schutboom werd gemaakt door August Canters.
Op 18 mei 1959 werd er voor het eerst naar geschoten. Dit was echter geen koningsschieting.

Op 4 juni 1970 werd deze wip verhuisd naar het gemeentelijk voetbalplein achter de feestzaal aan de Lierselei. Dit gebeurde weer met de kraan van De Vos.

Op 11 mei 1985 werd de nieuwe wip geplaatst naast de voetbalterreinen van K.V.C. Oostmalle-sport in 'de Warande' (domein de Renesse). Het materiaal voor deze wip werd bezorgd door Frans Geerts. Hij werd gemaakt door Marcel Peeters en met de hulp van Harry Hendrickx en Stefaan Wouters, die ook brandweermannen zijn en over de ladderwagen konden beschikken, geplaatst.

Soms moesten er herstellingen worden uitgevoerd aan de wip.
In 1771 werden er 12 stuivers betaald aan W. Hoegaers voor "arbeijtsloon aende wippe".
Carel Fastré inde in 1836 drie guldens "voor reparatie aan de wip".
Op 23 april 1846 werd er een aanbesteding uitgeschreven voor het maken van een nieuwe schutboom. De voorwaarden werden vastgesteld als volgt.
"1. De schutsboom moet regt en vastgesteld worden ten minsten met drij eiken afzetten.
"2. Dezelve moet gemaekt worden met de spier ter hoogte van 65 voeten.
"3. De aennemer moet leveren het noodige hout en ijzer, maer hij mag het oud hout en ijzer gebruiken voor zoo veel hetzelve goed bruikbaer is.
"4. Hij moet leveren eenen proefvogel, eenen koningsvogel en vijf prijsvogels ter grootte als hem voor den koning zal aengenomen worden.
"5. Schutsboom en vogels zullen den eersten augustus aenstaende moeten volmaekt wezen".
Jos De Roover werd belast met het leveren en het plaatsen van de nieuwe wip, waarvoor hij een bedrag van tien fr. ontving.

In 1870 werd er aan de wip gewerkt door Dyckmans en P Jessen. Zij ontvingen voor hun prestaties respectievelijk 6,50 fr. en 1,50 fr.

De wip werd in 1875 nogmaals hersteld: Piet Jessen, timmerman, vroeg 3,50 fr. voor herstellingswerken en Ferdinand Van Hoeydonck, smid, 0,60 fr. Voor de oprichting van de wip ontving Joseph Wuyts een vergoeding van 0,50 fr.

Uit de rekening over het verteer der gildenbroeders op 10 mei 1880, dag van het schieten 'des Koningsvogels', blijkt dat er 1,75 fr. betaald werd aan Jac. Van Hoeydonck voor herstelling van de wip, "wegens ijzerwerk" en aan timmerman Piet Jessen, 7 fr. voor herstellingen aan de wip.

In 1949 kostte een reparatie aan de wip bij de smid 6 fr.

Volgens een nota opgesteld in 1960 door Laurent Fierens "beoefende de gilde de kleine kruisboog op de staande en de liggende wip".

We schreven reeds dat er bij een koningsschieting naar een houten vogel geschoten wordt. Deze vogel wordt bovenaan op de wip geplaatst en men schiet dan naar de staande wip.

In plaats van een 'staak' wordt er soms ook een 'boom' op de wip geplaatst. Dit bestaat uit een staak met verschillende 'dwarslatten' waarop 'pinnekes' staan. Op deze 'pinnekes' kunnen dan 'pluimen' gestoken worden om naar te schieten. Bovenaan staat een grote pluim, 'de hoofdvogel', en aan weerskanten daarvan maar iets lager, staan ook nog grote pluimen, 'de zijvogels'. Daaronder staan vele kleine pluimpjes naast elkaar: 'het bos'. Het is duidelijk dat wie naar 'het bos' schiet meer kans heeft op een prijs, maar dan een kleinere weliswaar.
Als men schiet naar 'de liggende wip' schiet men naar deze boom die dan niet op de wip maar op ongeveer twintig meter afstand een beetje schuin op de grond geplaatst wordt.

In 1961 werd een liggende wip aangekocht voor 400 fr.

5.3.2. Doelen en blazoenen

De schutters richten hun pijlen niet alleen verticaal naar de vogel op de wip, maar zij kunnen ook horizontaal om prijs schieten op blazoenen. De rekeningen vermelden regelmatig de aanschaffing van blazoenen. Zij werden opgesteld tegen de zgn. "hoopen" of bergen. De hopen werden gevormd met aarde, maar om te beletten dat deze zou wegwaaien, werden ze bedekt met "russen" of graszoden(141). Soms werden strooien matten gelegd voor de doelen. Op 19 maart 1859 betaalde de Sint-Jorisgilde 2 fr. "voor strooyen matten voor den doel".

In het jaar 1664 werden 1 gulden en 5 stuivers betaald voor verteer "als die russen wordden bij gevoert ende die hoogen t'samen op gemaeckt"(142).

De gildenbroeders waren verplicht hulp te verlenen bij het opmaken en het onderhoud van de 'hopen'. Indien ze geen gevolg gaven aan het verzoek om medewerking werden ze beboet.
En er werd geen onderscheid gemaakt tussen de gewone gildenbroeders en de 'overheden' van de gilde. Dat ondervonden op 2 juni 1837 de gildenkoning Theuns en de latere burgemeester en hoofdman Domien Bauwens.
"Boete aam degeene die de hoopen niet hebben helpen opmaeken op 2 Juny 1837: D'heer Theuns koninck, Domien Bauwens, Jan Bauwens, Jan De Beucker, Pre. Van Ael, Pre. Rutten, Carel Fastré, Antoin Versmissen, J.Van den Langenbergh". Het is wel eigenaardig dat de laatste zes namen werden doorstreept. Kwamen die gildenbroeders misschien laattijdig toe op de werken, op het ogenblik dat hun namen reeds waren ingeschreven ? Spijtig genoeg kunnen zij ons niet meer antwoorden !

Voor het opmaken van "eenen halven hoop" betaalde de gilde in 1774 18 stuivers.

153De knaap van de gilde werd in 1778 door de hoofdman belast de leden van het bestuur uit te nodigen voor een bijeenkomst. Op 3 mei 1778 vergaderden de hoofdman en "allen de oudermans, coninck, deckens ende principaele supposten" van de gilde om een vroegere beslissing van 23 april 1778 "over het opmaeken der gemeyne gilde hoopen te annuleren". Die bestuursleden "hebben tot beterswille ende meer oirboir der gilde gereserveert het naervolgende: ten eersten dat gepermitteert wordt aen den hooftman op te maeken de hoopen met alles watter aen cleeft ten besten profijte deser gilde op de manier gelijck hij sal goet vinden te behoiren.
Actum Oostmal, 3 maey 1778". De hoofdman, G. Geerts, kreeg dus de volledige bevoegdheid voor het opmaken van de 'hopen', naar zijn goedvinden. Blijkbaar was deze zaak zeer belangrijk, want de aanwezigen plaatsten hun handtekening onder het besluit, namelijk: J. B. Van Leemput, koning, J. F. Spruyt, Jan De Roover, Jacobus Jordens en hoofdman Geerts.

In 1663 werd er een som van 10 stuivers "betaelt aan Peeter Smits voor gecocht te hebben voor die gulde alhier een paer blasoinen tot het schieten vande prijsen" (143).
In 1775 betaalde de gilde 10 stuivers en 2 oordjes voor "plantsoenen en maeken derselve".
Op 19 maart 1859 werd er een uitgave geboekt van 5,20 fr. voor levering "aan de schutterij" van "65 blansoenen".

5.4. Schietingen

5.4.1. Bogen en pijlen

Oorspronkelijk bezigden de gildenleden de voetboog. Vanaf de 17de eeuw evenwel is de kruisboog het wapen van de Sint-Jorisgilde. De meeste gildenbroeders waren eigenaar van een boog, soms zelfs van meerdere bogen. Op sommige plaatsen moest de beste boog, na het overlijden van de eigenaar, aan de gilde geschonken worden. Indien de familie de boog wilde behouden, kon zij deze tegen een vooraf bepaald bedrag afkopen. Of deze voorschriften ook bestonden bij de Sint-Jorisgilde hebben we niet gevonden.
Op 19 mei 1771 werd de kruisboog van wijlen J. B. Smits "in de gilde camer publiequelijck vercocht voor eene somme van achttien guld. 10 st.".

Enkele jaren later, namelijk in 1777, werd de kruisboog van wijlen Adriaan Adriaensen, "bij Christiaan Ghysels", verkocht voor 17 guldens. De knaap ontving toen "seven stuyvers". Was dat roeploon, of een vergoeding voor aanzegging van de gildenleden ? De koper moest de boog niet onmiddellijk betalen, maar wel "tegens bamis 1777".

In 1947 vinden we bij de uitgaven "bogen maken" 23,00 fr.

Regelmatig vinden we ook uitgaven voor koorden (95 fr. in 1947 en 27 fr. in 1949). Het is niet duidelijk of deze koorden gebruikt werden voor de pees van een boog. De pees van een boog is door het geregeld opspannen met 'een knecht' (= een opspanner met hefboomsysteem) enorm onderhevig aan slijtage.

Ook vinden we in 1949 voor "sloten" een uitgave van 40 fr.

Het is niet duidelijk of het hier gaat over sloten om bijvoorbeeld de wip op slot te doen of om het 'slot' dat dient om de boog op te spannen. Het 'slot' zet namelijk de pees vast om de 'lat' op te spannen.

Op 18 augustus 1957 werden twee nieuwe booglatten gekocht voor 650 fr.

154We schreven reeds dat de gilde op 19 maart 1951 een "moderne kruisboog" heeft gekregen van Leon en Alfons Schryvers. Die dag werd ook door erehoofdman Thierry de Renesse een "moderne kruisboog" aan de gilde geschonken. Deze twee 'kolfbogen' zijn nog steeds in bezit van de gilde en er wordt nog regelmatig mee geschoten.

Momenteel schieten de gildenbroeders echter vooral met 'balansbogen'. Deze boog heeft achteraan een tegengewicht zodat hij kan 'balanseren' op de schouder van de schutter. De Oostmalse schutters vinden deze boog meer geschikt voor het schieten op doelen terwijl ze de kolfboog natuurlijk nog altijd hanteren voor het schieten naar de staande wip.

Er is ook een verschil in pijlen. Als men naar de vogel of naar pluimen schiet, gebruikt men pijlen zonder punt, terwijl naar blazoenen met gepunte pijlen geschoten wordt.
Ook de pijlen zijn onderhevig aan slijtage.
In 1955 kocht de gilde "vogelpijlen" (waarschijnlijk pijlen zonder punt) voor 187 fr. In hetzelfde jaar "120 klein vogels (waarschijnlijk kleine pluimpjes), 3 stel grote, 14 pijlen en blazoenen" voor 315,5 fr.
En nog in 1955 werden pijlen gekocht voor 346 fr. We veronderstellen dat de schutters bij de gilde terecht konden voor de aankoop van een nieuwe pijl want in 1956 werd voor "verkochte pijlen" 125 fr. ingeboekt.
Uit deze tijd stamt namelijk het begin van deelname van de Oostmalse kruisboogschutters aan de bondsschietingen bij de "Kempische Bond der kleine Kruisboogmaatschappijen", aangesloten bij de "Landelijke Unie der Kruisboogschutters".
Deze verenigingen groeperen niet alleen gilden maar ook andere beoefenaars van de kruisboogsport.

5.4.2. Schieten onder elkaar

Het behoorlijk kunnen schieten met de boog was het voornaamste doel van de schuttersgilde. Elke gildenbroeder moest de kunst van het schieten met de boog en het hanteren ervan zo goed mogelijk aanleren. Daarom werden er regelmatig oefeningen gehouden en eertijds ook wedstrijden georganiseerd onder de leden. Immers, oefening baart kunst !
De rekeningen vermelden weinig over deze oefeningen. Het is ook moeilijk om uit te maken over welke soort schietingen de zeldzame inschrijvingen handelen.

Volgens een nota in het register werd er op 28 augustus 1770 "door de gelijcke gilde geschoten eenen prijs op de wippe ende betaelt door Sr. A. Adriaensen ouden deken en nu coninck ter somme van f.6 = 18 3/4".

Jacobus Campers ontving in 1771 een vergoeding van 1 gulden en 12 stuivers voor het "maeken van vogels".

In 1836 is in het register het volgende genoteerd:
"De schutterij begint op zondag 12 juny. Lijst der Gulde= broeders die daer aen zullen deelnemen:
Den koninck Theuns, Philippe Geerts, Geerts Godefridus, De Bont, Rutten, Fastré, Versmissen, Van Gestel, Ghysels Willem, Van Ael Pre., Ghysels Robert, Meeusen Jan, Van Den Langenbergh Jacob, Laureyssen Pre.".
Het is voor ons niet duidelijk of het hier gaat over een gewone schieting of over een koningsschieting ?

Als er op Tweede Sinksendag geen koningsschieting is, begeven de gildenbroeders en gildenzusters zich toch naar de wip. Er wordt dan voor jenever geschoten. De 'boom' wordt op de wip gezet en zowel de mannen als de vrouwen mogen aan de prijsschieting deelnemen. De 'hoofdvogel' telt voor een grote fles, de 'zijvogel' voor een kleine fles en de 'pluimkes' uit 'het bos' voor een 'fleske' (20 cl).
Veel wordt er over deze schietingen in het register niet verteld. Nogal dikwijls bleef de hoofdvogel overeind en werden alleen de kleine pluimpjes geraakt.
In 1992 schoot Vic Bertels de twee zijvogels maar de hoofdvogel werd niet geraakt.
Op 5 juni 1995 schoot Fons Van den Bergh de hoofdvogel, Jan Van Roey, Stefaan Wouters en Lief Van Oers schoten een zijvogel en Denise Bartholomeeussen schoot zelfs vier pluimpjes met één schot.
In 1996 was het zo'n slecht weer dat de jeneverschieting doorging in het lokaal. Er werd geschoten op doelen en Karel Gabriëls behaalde het beste resultaat.

In de winter rond de tijd van Sinterklaas wordt er in het lokaal op de liggende wip voor speculaas geschoten.
Op de 'speculaasschieting' van 18 december 1955 waren 20 mannen en 10 vrouwen aanwezig. De hoofdvogel werd geschoten door Louis Michielsen bij de mannen en door Maria Van Dael-Van Herck bij de vrouwen. De gildenbroeders schoten samen acht vogels en de zusters dertien. Toen reeds schoten de gildenzusters "wijduit best".
Op 12 december 1979 schoot Jos Paepen de hoofdvogel.
Op 14 december 1983 schoot Willy Verboven de hoofdvogel bij de mannen en bij de vrouwen Francine "van de Wiks" na een kamp met Lief "Wouters".
Maar de hoofdvogel van de vrouwen bij de Sint-Niklaasschieting van 1988 werd terug door Lief Wouters-Van Oers geschoten. Bij de mannen was de prijs voor Jo Boenders die ook in 1989 als enige de hoofdvogel schoot.

Omdat de rondvliegende pijlen binnen bij de liggende wip zoveel schade aanrichten en zelf ook zo veelvuldig beschadigd worden en dus ook vervangen dienen te worden, besliste het bestuur vanaf 1990 de Sint-Niklaasschieting op doelen te laten doorgaan.

In 1997 werd er zelfs met 'zesmeterbogen' geschoten. Deze bogen 'dragen' slechts zes meter en hebben veel minder hulpmiddelen om te mikken. Zo moet men 'over de pijl kijken' om te mikken terwijl de 'kleine kruisboog' waarmee de schutters normaal op twintig meter schieten beschikt over een 'beweegbare diopter' met een 'rondeke' of 'puntje' als vizier achteraan en een 'puntje' vooraan.

Op 8 juni 1986 werd er ook een tweekamp schutters-niet schutters met als inzet "de wisselbeker van de schrijver" georganiseerd. De schutters zijn de gildenbroeders die ook aan de competitie van de 'Kempische Bond' deelnemen. Alle andere gildenleden behoren tot de 'niet-schutters'. De wisselbeker werd door de schutters gewonnen maar op 15 oktober 1989 werd deze schieting opnieuw georganiseerd en toen mocht de vrouw van de schrijver (niet-schutter) de beker mee naar huis nemen.

Toch moeten onze schutters niet onderdoen!
Vic Bertels was provinciaal kampioen in 1994 bij de 'A-categorie'.
Harry Paulussen schoot in 1995 het beste bij het Belgisch kampioenschap in de 'B-categorie' en Marc Van Tichelen behaalde de zilveren medaille in de 'A-categorie' in 1996.

Alle podiumplaatsen van de B-categorie bij de 'bondsschietingen' van 1994 werden door Oostmalse schutters ingenomen:
eerste: Marc Van Tichelen,
tweede: Jef Laenen,
derde: Harry Paulussen.
In 1997 was Jan Aernouts de eerste in de 'B-categorie' en Maria Meeusen werd na 'kampen' omwille van gelijke punten, tweede in de 'A-categorie'.

De uitslag van deze 'bondsschietingen' wordt bekomen door de optelling van de punten van een tiental schietingen bij de aangesloten bonden. Elke schutter doet bij zo'n schieting na vier 'voorschoten' om de boog 'af te stellen', twaalf 'tellende schoten'. Het dertiende schot is dan nog een 'kampschot' dat in aanmerking komt bij een eventuele gelijke stand. De blazoenen waarnaar men schiet, bevatten rond de 'roos' negen kringen en zodus kan de schutter van nul tot tien punten met elk schot verdienen.
Het hoeft geen betoog dat zulke 'bondsschieting' ook in het Oostmalse gildenlokaal de nodige drukte meebrengt: alleen al van 'buitendorpse' schutters. Maar zeker wordt van de Oostmalse gildenbroeders en gildenzusters elk jaar weer gedurende twee weekends een inspanning gevraagd om te helpen bij toog en bediening, inschrijven, 'uitmaken', pijlen trekken en pijlen dragen.

De laatste jaren mogen de resultaten van ons 'zestal' bij schietspelen en gildenfeesten ingericht onder auspiciën van de Hoge Gildenraad der Kempen er ook zijn. Hiervoor verwijzen we naar de bijlage 'Gildenfeesten'.

5.4.3. Kermissen

In sommige dorpen zijn er twee tot drie kermissen per jaar. In Oostmalle is dat niet het geval: er is slechts één jaarlijkse kermis. Zij begint op de feestdag van Sint-Laurentius, 10 augustus, als die dag op een zondag valt. Indien dit niet het geval is, begint de kermis op de zondag voor 10 augustus.

Oostmalle-kermis was goed gekend in de omgeving. De Sint- Laurentius-begankenis en de processie in de voormiddag en de diverse foor-attracties in de namiddag en 's avonds lokten massa's volk.
De leden van de Sint-Jorisgilde waren verplicht om op die dag de hoogmis bij te wonen, waarna de gilde mee opstapte in de processie. We schreven reeds dat er daarna duchtig verder werd gefeest. De solidariteit van de gilde beperkte zich niet tot het dorp, doch breidde zich ook uit tot de gilden van de naburige dorpen. Uit het oudste register blijkt niet dat er op die dag gezamenlijke schietingen werden gehouden. Ongetwijfeld was dit echter wel het geval. De rivaliteit tussen de diverse gilden zal niet beperkt gebleven zijn tot een uitgebreid drinkgelag, maar zeker ook tot uiting gekomen zijn in de gezamenlijke schietingen.
De Sint-Sebastiaansgilde van Westmalle hield jaarlijks tijdens de kermisdagen schietoefeningen, "niet op de Wippe, maar op doelen".
Op deze oefeningen werden ook gilden uit de omliggende gemeenten uitgenodigd. We weten dat onze gilde deelnam aan die gezamenlijke schietoefeningen te Westmalle en in andere gemeenten. Het lijkt ons dan ook evident dat de Sint-Jorisgilde dezelfde schietingen inrichtte tijdens de kermisdagen te Oostmalle. Een inschrijving in de rekening van 1664 lijkt dit te bevestigen: "De prijs in 1664 te St.-Laureysmisse 'in tinne' bedroeg 14 guld. 11 st." (144).
Tijdens deze schietoefeningen werd er ook duchtig gedronken !

De Oostmalse gilde was regelmatig aanwezig op de kermissen te Westmalle en te Zoersel.
Op de kermisdagen in 1661 te Westmalle gingen "de confrers" vier dagen schieten en...drinken, want de gilde dronk daar het bier dat reeds vooraf door de dekens en 'Coninck' was aanbesteed. Het moest er zeer lustig wezen, want evenals op den papegaey dag werden de speellieden niet vergeten en betaald aan 5 guldens en 13 stuivers (145).
In 1661 waren er op de eerste dag van Westmalle kermis 45 gildenbroeders van onze gilde aanwezig, zij verteerden er per man 9 stuivers en 2 oorden, hetzij in totaal 21 guldens, 7 stuivers en 2 oorden.
De tweede dag van de kermis waren er zelfs 50 gildenleden aanwezig en die verteerden in totaal 23 guldens en 15 stuivers.
De derde dag heeft "de weerd het gelagh gerekent alsoo dat die deckens ofte rendanten in dese egeenen ontfanck en hebben gehadt".
De vierde dag "soo hebben die rendanten ontfanghen soo vande Guldebroeders als buytenliedens t'samen eene somme van 12 gulden" (146).

Op Westmalle kermis 1662 werden, ten huize van Jan Mertens, 3,5 tonnen bier gedronken, waarvoor in totaal 19 guldens en 13 3/4 stuivers werden betaald. De tweede dag werden er vier tonnen bier gedronken en hiervoor werden 22 guldens en 10 stuivers uitgegeven.
De derde dag was goedkoper, er werd niets uitgegeven omdat "die weert het gelach selver heeft gereckend". De vierde dag werd er op dezelfde plaats, bij Mertens, een som van 12 guldens verteerd. Ook het paard van de cornet kreeg zijn deel: "betaelt over het verteren van het Cornets peert": 8 stuivers.
Op deze kermis waren er op de eerste dag 44 gildenleden aanwezig en de tweede dag 49 personen, namelijk gildenbroeders en "eenighe eerelijcke mannen met voorgaende consent daerbij gecomen". De derde dag waren er nog 21 gildenleden present. Van andere personen is op die derde dag geen sprake meer.

In 1664 waren er in Westmalle op de eerste kermisdag 44 gildenbroeders en op de tweede dag 50 gildenleden, aanwezig. De gildenbroeders waren er niet tevreden met gewoon bier, want zij dronken ook wit bier en wijn.

Naar Zoersel kermis, jaar 1662, gingen 44 Oostmalse gildenbroeders. Zij verteerden er 9 stuivers 2 oorden per man, hetzij in totaal: 20 guldens en 18 stuivers.
De tweede dag van die kermis waren ook 44 gildenleden aanwezig, zij verteerden 9 stuivers en 2 oorden per man, hetzij in totaal 20 guldens en 18 stuivers.
De derde dag daagden nog 16 gildenleden op, ieder lid verteerde toen zelfs 15 stuivers, hetzij in totaal 12 guldens.
De vierde dag waren nog 15 personen op het appel, gerekend aan 8 stuivers per lid, bedroeg het verteer in totaal 6 guldens (147).

In 1663 gingen er 39 gildenleden naar Zoersel kermis, de tweede dag 47 en de derde dag nog 14.
Het gebeurde ook dat de gilde getrakteerd werd door de confraters van Zoersel, zoals in 1663, "item alsoo die vereertonne biers van Soersel". Dus de gilde van Zoersel nam de kosten van een ton bier ten laste, zodat onze gildenleden uiteindelijk minder moesten betalen.
Ook de volgende jaren was de Oostmalse gilde present op Zoersel- kermis. In 1664 waren er de eerste dag 41 leden opgedaagd, ook de tweede dag waren 41 gildenleden present. Het verteer geschiedde telkens bij Hendrick Somers, wellicht de lokaalhouder van de Zoerselse gilde.
In 1665 waren er op 1 mei, Zoersel kermis, 31 gildenleden aanwezig en er werd ook nog verteer betaald voor "acht andere gelaeghslieden". De tweede dag werden 46 gildenleden geteld en de derde dag nog 17 en bovendien nog 2 "andere luyden".

In de 19de eeuw was de Sint-Jorisgilde ook aanwezig op de kermis in Vlimmeren. In de rekening van Sint-Jorisdag 1878 is een bedrag van 10,-fr. ingeschreven, voor vereffening van een halve ton bier, die de gildenleden in de Sint-Quirinusparochie hadden gedronken.

De gilde nam ook regelmatig deel aan schietingen in andere gemeenten.
In 1665 werd er betaald "aen het inleggelt vanden prijs tot Rijckevorsel onder billeth seven gulden neghen stuyvers ende drij orden".
De eerste of "hoochsten" prijs was 15 pond fijne Engelse tin, ieder pond koste 14 stuiver en 1 oord, "ende als dat een jeder gulden camer sterck tot vier gulden camer sterck int getal, moet inne legghen voor hen contighent ter somme van 7 gl. 9 st. 2 oort." Er moest dus betaald worden voor het inleggeld, en ook aan de knecht der gilde van Rijkevorsel en de speellieden te Rijkevorsel(148).

5.4.4. Koningsschieten (de papegay dach)

De koningsschieting verloopt op sommige plaatsen nu nog volgens een eeuwenoud ceremonieel en volgens de traditionele regels, zoals die van geslacht tot geslacht werden overgeleverd.
Ook bij de Oostmalse Sint-Jorisgilde zijn er van die tradities nog overgebleven.

Vroeger werd de koningsschieting aangekondigd met een "beschrijfbrief" of uitnodiging.
Enkele dagen vooraf werd ook de wip grondig nagezien en de gildenrekeningen maken meermaals gewag van de onkosten betaald voor de uitvoering van herstellingswerken aan de wip.
De dag van het koningsschieten was zeer belangrijk voor elke gilde. Dit is trouwens nog steeds het geval. Men ging er vanuit dat alleen de zieken mochten ontbreken.
Op die dag werd de schuttersmaagd, die de eer van de gilde symboliseerde, verkozen. Ongetwijfeld had ze enkele verplichtingen en daarvoor ontving ze ook een beloning, zoals o.m. blijkt uit de rekening van 1610 toen zes stuivers werden betaald "voor de schuttersmaagd met den kost voor 2 dagen" (149). Na de kerkdienst trok de gilde op naar het schietterrein. Op het terrein zelf werden de toeschouwers op een veilige afstand gehouden.
De plaatselijke heer of de schout en vanaf de 19de eeuw de burgemeester of zijn afgevaardigde genoten de eer om de festiviteiten te openen en losten de ereschoten. Daarna kwam de uittredende koning aan de beurt en verder werd er geschoten volgens tevoren afgesproken regels.
Sinds mensenheugenis gebeurt het koningsschieten bij de Oostmalse Sint-Jorisgilde alle drie jaren.
Volgens de oude voorschriften der caerte van 1728 werden er drie dagen besteed aan het schieten naar de wip, die in de loop der eeuwen meermaals van plaats veranderde.
De eerste dag hadden de proefschietingen plaats, bedoeld als oefening voor de gildenleden.
De tweede dag was de bijzonderste van het ganse gebeuren. Op die dag werd de koningsvogel afgeschoten. Alvorens de schieting aan te vangen, gingen de confrers met roffelende trom driemaal rond de wip. Tijdens die rondgang prevelde menig gildenbroeder ook nog stil een gebed. Met dit gebruik beoogde de gilde de zegen van de Allerhoogste te bekomen voor de gilde in het algemeen en voor het gunstig verloop van de koningsschieting in het bijzonder.
Als de koningsvogel was neergehaald en de schieting geëindigd trok de nieuwe koning 'de breuk der Gulde' aan. Nu begon de feesttocht en voorafgegaan van trom en vaandel, werd de koning met de confrers "aan de deur getracteerd. Een kom, gevuld met jenever en broodbrokken, werd met de lepel geledigd; later werd er wijn geschonken en de broodbrokken door koekjes vervangen. Te verwonderen was het niet dat de confrers der gulde soms 'zwaar beladen' in de Gulde camer aankwamen"(150).
Artikel 6 van het reglement van 1891 beschrijft de gevolgde werkwijze bij het schieten naar de koningsvogel:
a) de proefvogel op de tweede Sinksendag: bijeenkomst in het lokaal om 15 u. Op deze dag is het verteer voor eenieder voor eigen rekening.
b) op dinsdag, 2de Sinksendag, schieting van de eigenlijke koningsvogels; bijeenkomst om 15 u. in de gildenkamer. Ieder lid moet 75 centimes uitleggen, bestemd voor de nieuwe koning. De vrouwen moeten daarbij een uitleg voegen van minstens 50 centimes om een geschenk te kopen voor de koningin.Op deze dag wordt er gedronken op rekening van de gilde.
c) de woensdag na Sinksen zullen er prijsvogels geschoten worden, waarvoor ieder mannelijk lid vooraf in de gildenkamer een uitleg zal moeten doen van minstens 50 centiemen. De opbrengst daarvan zal, in evenredigheid van het aantal vogels, verdeeld worden. Er zal minimum anderhalf uur gekampt of geschoten worden, beginnende om 16 u. De niet afgeschoten vogels zullen verloot worden onder de leden die geen vogel zullen afgeschoten hebben. Elk lid mag slechts één vogel behouden. Op deze dag is de nieuwe koning verplicht te trakteren "in bier" voor alle gildenleden, terwijl de nieuwe koningin in haar huis trakteert aan de vrouwen, te weten: koffie met goed brood en boter, maar "geen buitenkosten".
d) de koning behoudt zijn hoedanigheid tot de koningsvogel bij een volgende schieting door een lid wordt afgeschoten.
e) het lid dat de eer heeft de koningsvogel af te schieten, geniet het recht om hem wederom op te zetten mits een halve ton bier of 10 fr. te betalen ten voordele van de gilde.
f) Iedere gildenbroeder is, zonder gegronde redenen, verplicht om deel te nemen aan de koningschieting, op straf van 1 fr. boete.
g) Op de dag der schieting voor de koningsvogel schiet eerst de koning "drie scheuten voorop".
h) De beurt van schieten wordt onder de leden uitgeloot.

162Volgens een nota in 1960 opgesteld door Laurent Fierens werden er om de 3 jaar, met Sinksen, koningsschietingen gehouden op de staande wip. Alle gildenbroeders en -zusters waren daarbij aanwezig en om de strijd lustig te maken werd hun bier aangeboden.

Bier drinken was trouwens altijd een geliefde bezigheid voor de gildenbroeders.
In 1540 schonk Jan van Renesse "den schutters van den voetboghe doen Bernaert den papegay uyt den naem van mijnen heer af geschoten hadde 3 tonne biers en voer elc tonne betaelt XVI stuyvers" (151).
In 1662, op papegaaidag, dronken 50 gildebroeders niet minder dan zeven tonnen bier, waarvan de "Coninck" er 2 betaalde. De vijf overblijvende tonnen moesten door de gildenbroeders betaald worden en hiervoor werden nog 25 guldens aangerekend (152).
Volgens een onbenullige nota in het register werd er in 1770 "op de twee daegen met het schieten van den vogel voor eenen coninck verteert door de gelijcke gilde ter somme van 61 gulden 18 stuivers". Iedere gildenbroeder betaalde zijn aandeel in deze onkosten.

Op 12 mei 1874 begon de koningsschieting om 4 u. in de namiddag.
Alle gildenbroeders namen aan de schieting deel en reeds om 5 u. werd de koningsvogel neergehaald door het lid J. B. Spruyt, molenaar, "die het Koningschap heeft aangenomen en al de gewone formaliteiten zijn dien dag vervuld geworden".

In het register werden slechts zeer zelden verslagen ingeschreven over de koningsschietingen. Een uitzondering hierop is het verslag over de schieting van de koningsvogel op 10 mei 1880, "in vervanging van den koning Van den Langenbergh", . 35 leden namen aan de schieting deel. Het gildenlid L. Spruyt was door ziekte verhinderd. De schieting begon om 4 u. namiddag en om 5 u. werd de vogel neergehaald door het lid P. J. Druyts, hoofdonderwijzer, "die hem zonder terugopzetting, heeft behouden, of beter gezegd, die het koningschap heeft aangenomen. Al de gewone formaliteiten zijn die dag vervuld geworden en de erewijn werd in optocht naar de teerzaal, zijnde bij Ten Grootenhuize, bij (=aan) al de leden aangeboden".
Op die dag, 10 mei 1880, dronken de gildenbroeders 1 ton bier, waarvoor 20,-fr werd betaald. Het verteer van de knaap bedroeg 1,44 fr. en voor dagloon aan de knaap werd er 9,-fr. betaald.

163De volgende dag, 11 mei, werd er vanaf 10 u. in de voormiddag "de prijs geschoten op de wip. 's Namiddags heeft de koning evenals de koningin de leden op de oude manier onthaald ofte geregaleerd".
In de prijzen heeft ieder lid 75 centiemen bijgedragen.
Deze prijzen waren:
"eenen koperen marmit 5,50, eene koffiepot 4,75; eene koperen marmit 4,60; koperen lantaarn 3,10; een gieter 2,50; een lantaarn 2,15; 6 lepels 2,00; 1 lantaarn 1,50; 1 dievenlantaarn 1,25; 1 koffiedoos 1,15; idem 1,00; idem 0,65; dienlepel 0,50, hetzij te samen fr. 30,65 geleverd door Fr. De Bont".
Tijdens de schieting van 11 mei "deed zich de bijzonderheid voor dat de drij broeders De Vry Andreas, Louis en Adriaan, beurtelings en volgens afdalenden ouderdom, de drij eerste vogels afschoten.
Al de vogels waren om 11.30 u. gevallen".
"Al de gilde vrouwen geene enkele uitgezonderd hebben met ontrolde vaandels de koninginne een bezoek gebracht en zijn er goed ontvangen ende onthaald geworden. Na het feestje zijn allen op 11 mei om 7.30 u. naar de gildezaal getogen met de koning en de koningin om er zich bij de gildebroeders te vervoegen".

De spannendste koningsschieting sinds mensenheugenis was wel op 31 mei 1982.
"We kwamen in ons lokaal bijeen om 13.30 uur. Met 40 gildenbroeders trokken we naar de wip. Nadat koning Raymond Hellemans zijn breuk had afgelegd, werden de genodigden gevraagd een ereschot te doen. Als genodigden waren afgekomen: dhr; burgemeester baron Van der Straten-Waillet, een afvaardiging uit Olen, Rijkevorsel, Westmalle, Wuustwezel en Merksplas.
Zoals gebruikelijk kreeg de koning het voorrecht van 3 schoten. Doch de koningsvogel kwam niet beneden.
Er werd geloot om de volgorde van schieten onder de gildebroeders te bepalen.
Tijdens de eerste twee ronden werd de vogel niet afgeschoten.
In de derde ronde werd de vogel neergehaald door schrijver Gust Jordens. Door het feit dat elke gildebroeder die in die ronde nog niet geschoten had, nog het recht had te schieten, moest de vogel terug opgeplaatst worden. De laatste gildebroeder in die ronde was Edward Kennis die dan ook de vogel beneden zou halen.
Nu diende de vogel terug op de wip geplaatst en moesten August Jordens en Edward Kennis kampen. Met een geldstuk werd getost om de volgorde te bepalen.
Gust Jordens mocht eerst schieten en haalde de vogel voor de tweede keer beneden. Ward Kennis deed hetzelfde, zodat de strijd weer gelijk was. Maar bij dit schot vloog de pijl op het dak van de school." (De wip stond toen namelijk nog achter de gemeentelijke feestzaal naast de voormalige gemeenteschool aan de Lierse lei).
Beide schutters stonden er echter op met dezelfde pijl verder te schieten. De brandweer werd erbij gehaald met een lange ladder. Het was Frans Michielsen die de pijl van het dak haalde.
Wanneer opnieuw kon geschoten worden, was het Edward Kennis die eerst schoot... en miste. Zo ook Gust Jordens.
In de volgende beurt miste Gust... maar Ward haalde de vogel naar beneden.
Het was een spannende en sportieve strijd geweest.
De nieuwe koning Edward Kennis kreeg dan de breuk omgehangen door de hoofdman Louis De Gruyter. Daarna werd nog een bezoek gebracht aan de leden caféhouders.
Op 10 november 1982 volgde dan het koningsfeest. In zijn toespraak riep de koning op tot broederlijkheid in de gilde, samenhorigheid tussen jong en oud en samenwerking voor de komende Salphenkermis en gildenfeest te Oostmalle in 1983. Hij prees tevens de successen van de dansgroep en riep de schutters op hun "mannetje te staan".

5. 5. Feesten en plechtigheden

Als enige vereniging in het dorp werd de gilde tijdens de vorige eeuwen gevraagd om alle plaatselijke feestelijkheden bij te wonen, mee op te luisteren en op te vrolijken. Bij elke belangrijke gebeurtenis was de gilde van de partij !
Deze activiteiten hebben, spijtig genoeg, in het oudste register praktisch geen sporen nagelaten. Het is dan ook onmogelijk een volledig overzicht te geven van de aanwezigheden van de Sint- Jorisgilde in de stoeten, optochten en andere plaatselijke feestelijkheden.
In de prachtige kledij van de 16de en 17de eeuw zorgde de gilde nochtans voor sfeer en voor een prettig en sierlijk uitzicht van deze plechtigheden.
Verbeeldt u met wat fierheid de gildenbroeders opmarcheerden bij de bezoeken van Keizer Karel in november 1545 en in mei 1546 aan onze gemeente en "aan het hof". Als hoofdman van de gilde zal Jan van Renesse er nadien wel voor gezorgd hebben dat 'zijn' gildenbroeders ook van deze bezoeken konden profiteren.
Op 24 juni 1561 stapte de gilde op in de optocht, bij de plechtige ontvangst in de gemeente en op het kasteel de Renesse van "de Staatsvrouwe" Margareta van Parma "met haren volcke"(153).

In 1661 reed de wimpeldrager of cornet, met de wimpel van de gilde, te paard voorop in de stoeten, gevolgd door de 'trommelslager' en de speelman. De alferis getooid met zijn kostbare sluier, waarvoor 22 guldens werden betaald, droeg een vendel, dat aangekocht was te Antwerpen bij J.B. Verschueren voor de som van niet minder dan 110 gulden (154).
Jan Van de Zande, alferis in 1665, was zo fier met zijn sluier en vaandel dat hij uit hoffelijkheid "over 't selve ampt eene som van 9 guld. 9 st." aanbood.
De medekens of maagdekens gingen niet alleen mee in de processies, maar ook naar de kermis van Zoersel, want voor "den kost" voor hen werden 5 stuivers betaald (155).

In 1680 werden er in Oostmalle, Westmalle en Zoersel grote feestelijkheden georganiseerd. Die vieringen herdachten de 'Vrede van Nijmegen" (1678), die als de "eeuwigdurende vrede in Europa" werd betiteld. Samen met onze Sint-Jorisgilde stapten ook de gilden van Westmalle en Zoersel mee op in de jaarlijkse kermisprocessie. De Oostmalse gilde had hetzelfde gedaan tijdens de kermissen in die dorpen.

Bij de plechtige inhaling van de dorpsheer, Maximiliaan Hendrik van Renesse, op 3 april 1693, mocht de gilde niet ontbreken. De gildenbroeders verwelkomden de heer aan de dorpsgrens en werden daarvoor beloond met 2,5 tonnen bier bij Wilmsen.

Inhaling van de bisschop in 1761
Op 20 juni 1761 kwam Mgr. Henricus van Gammeren, bisschop van Antwerpen, in onze gemeente het H. Vormsel toedienen aan de kinderen van Oost- en Westmalle, Zoersel en Rijkevorsel.
Van Oostmalle waren er 123 vormelingen, maar het vormsel werd toen toegediend aan kinderen vanaf de ouderdom van zeven jaren. Naast de kerkelijke plechtigheid was ook de triomfale intocht van de bisschop een feit van groot belang. De schout verwelkomde de 'opperherder' aan de grens van de heerlijkheid. In de gemeenterekening is een uitgave ingeschreven voor bier, aangeboden aan de St.-Jorisgilde:
"In het jaar 1761 heeft de guelt 2 tonnen en een half bier gedronken als den biskoep ingehaelt is, en het bier gerekent aen 4 gulden 14 stuivers 2 oorden voer ieder ton, dus saemen 11-13-3".
Actum in Oostmael den 20 Juni 1761,(get.) Jacobus van den Brandt" (156).

Grote Vaderlandse viering in 1853
We schreven reeds dat, ter gelegenheid van de 18de verjaardag van de Hertog van Brabant, er in Oostmalle grote vierdaagse feestelijkheden werden georganiseerd op 9-10-12 en 17 april 1853.
De gemeenteraad organiseerde deze festiviteiten "tot bewijs van de oprechte verkleefdheid van de gemeente Oostmalle aan onze geliefde vorst en gans de koninklijke familie". Een uitvoerig verslag hiervan werd ingeschreven in het register der beslissingen van de gemeenteraad.
Volgens de raadsbeslissing zou 9 april 1853 nimmer uit het geheugen van de raad gewist worden. Het gebulder van 21 kanonschoten en het gelui der klokken verwelkomden in onze gemeente "den zoo dierbaren dag"; de nationale vlag wapperde op een groot aantal huizen, onder meer bij de burgemeester, de postontvanger, de gendarmerie, het gemeentehuis en "uit het punt des kerktorens".
Het aandeel van de gilde in deze feesten werd als volgt omschreven:
"De Sint-Jorisgilde gaf den eersten toon aan de plechtigheid van de dag: heure leden trokken als zendelingen de gemeente rond en deden de Belgische onafhankelijkheid, de wijsheid van onze dierbare koning en de vroegbarige ervarenheid van de hertog van Brabant in grondige staatskunst hoog klinken. Het zanggenootschap "De Eendragt" aangewakkerd door de oproep der St.-Jorisbroeders galmt des avonds verscheiden verrukkende vaderlandsche gezangen uit, op welker zoetluidende akkoorden ter eere van koning en vaderland, de gemeentenaren toestroomden en in alle harten een zalige aandoening deed ontstaan."
's Avonds, vanaf 20 u., werden de klokken weer geluid en opnieuw bulderde het kanon.
De daaropvolgende dag, om 9 u. 's morgens, ontwaakte de gemeente op het gedonder van 21 kanonschoten, gepaard met "klokkenklank".
Iedereen werd opgeroepen voor de zondagsmis. In stoet stapten de maatschappijen met hun standaarden naar de kerk, waar zij op het koor plaatsnamen. In de optocht stapten ook de burgemeester met zijn sluier omgord, de schepenen en leden van de gemeenteraad en ten slotte de rijkswachtbrigade in groot uniform.
Na de kerkelijke plechtigheid werd verzameling geblazen aan het gemeentehuis. De zangmaatschappij 'De Eendragt' zong er enkele liederen en het gemeentebestuur reikte in het gemeentehuis een grote voorraad levensmiddelen uit aan de behoeftige inwoners. De burgemeester sprak dan de menigte toe en loofde de jarige Hertog van Brabant en de koninklijke familie.
In de namiddag werden aan het gemeentehuis volksspelen ingericht, o.a. "het snelste loopen" en "staekklimmen".
Om 20 uur was de gemeente het schouwspel "eener algemeene verlichting". Nogmaals werden de klokken geluid, bulderde het kanon en werden vaderlandse liederen gezongen.
Dinsdag waren de notabelen der gemeente aanwezig op een banket ten huize van de burgemeester. Daar werd er gedronken en getoast op de Belgische erfprins en sprak de burgemeester de verkleefdheid uit van onze bevolking aan het vorstenhuis.
Op zondag, 19 april, trad de gilde weer in actie. Er werd een prijskamp ingericht voor de boogschutters op de wip, "ja zoo verre begreep de gemeente Oostmalle het geluk aan de natie wedervaren, dat de ruimte van drij dagen van al te kleine omvang was om getuigenis te geven van zijn genoegens in die heilrijke gebeurtenis". Na de prijskamp trokken de schutters 'benevens de gilden' en het zanggenootschap, alsook vele dorpelingen en een groot getal 'vreemdelingen' naar het gemeentehuis, waar de burgemeester de feestelijkheden afsloot en een slottoespraak hield (157).

Nieuwe burgemeesters of pastoors werden steeds 'ingehaald' met een grootse stoet. Het spreekt vanzelf dat de gilde mee opstapte.
Trouwens de nieuwe burgemeester was in de vorige eeuwen meestal ook de hoofdman van de gilde.
De knaap werd in 1886 betaald voor het aanzeggen van de "inhaling van de nieuwe pastoor" en in 1891 voor het aanzeggen van de uitvaart van de pastoor.
In 1891 ontving de knaap 1,50 fr voor het aanzeggen van de inhaling van de burgemeester.
In 1899 ontving de knaap 1,50 fr voor het aanzeggen van de "inhaling van de burgemeester".

Vaderlands feest in 1905
De 75ste verjaring van de Belgische onafhankelijkheid werd te Oostmalle gevierd op 16 juli 1905. Zoals we reeds schreven begonnen de feestelijkheden met een stoet, waarin natuurlijk ook de Sint-Jorisgilde mee opstapte.

In 1914 betaalde de gilde voor "Aanzeggen der gilde voor de inhaling van Graaf De Renesse" 3,75 fr. en voor "1 dag werken voor de inhaling van Graaf De Renesse" 2,50 fr. waarschijnlijk aan de knaap.

In 1930 heeft de gilde, voor de viering van het "eeuwfeest", van het gemeentebestuur 50 fr. ontvangen.

In 1933 heeft de gilde 100 fr. ontvangen "bij inhuldiging van Burgemeester Graaf De Renesse" op 31 januari.

Op 21 juni 1953 ging de gilde in de stoet voor Gust Willekens, die Belgisch kampioen was bij de handboogschutters.

Op 4 juli 1965 kostte het "verteer" 295 fr. ter gelegenheid van de "inhaling van burgemeester" Dr. Vermeyen.

Op 24 september 1983 ging de gilde in de stoet ter gelegenheid van de inhuldiging van Robert Mintjens als burgemeester van Malle. De stoet ging van Oostmalle naar Westmalle, de gildenzusters gezeten op een versierde wagen en de gildenbroeders stapten daarachter. De anekdote in verband met de schoenzolen van Mon Hellemans is door de meeste gildenleden nog voldoende gekend.

167

Op 8 september 1990 nam de gilde deel aan de viering van 100-jaar brandweer in Oostmalle. Na de stoet van Westmalle naar Oostmalle waarin de gildenleden de eerste handpomp van de Oostmalse pompiers meevoerden, deed de gilde mee aan een "exhibitie van een honderdjarige brand van het kasteel" op de binnenkoer van kasteel de Renesse.

Op 8 april 1995 kwam de gilde ook dansen ter gelegenheid van de inhuldiging van Harry Hendrickx als burgemeester van Malle.

Mede door de herwaardering van het dansen in de gilde na de Tweede Wereldoorlog kwam er een ware explosie van activiteiten waarbij de gilde aanwezig was. We verwijzen hier dan ook naar de bijlage 'activiteiten'.

5.6. De gilde danst

Het dansen, vroeger bijzaak in de gilden, werd in de laatste jaren hoofdzaak voor sommige gilden, die dan optraden bij allerlei gelegenheden.
De dansgroep was volgens mondelinge overlevering (ons nog meegedeeld door Maria Jordens-Mariën) in 1948 opgericht. Aanvankelijk werd er gedanst bij Nooyens thuis. Later in de verschillende gildenlokalen: zaal Luxor, de Notelaer, de Wiks.
Van de turnzaal van het Immaculata Instituut ging het dan naar het huidige gildenlokaal.
In het verslag over de reis naar Durbuy wordt Maria Mariën genoemd als de leidster van de dansgroep.
In 1950 betaalde de gilde 580 fr. voor het aanleren van de "cadrildans". We veronderstellen dat dit de vergoeding voor Louis Doms was, die lange tijd de dansen in de Kempen aan de gilden kwam aanleren.
Vanaf 1972 komt Andrea Sterck de dansen in Oostmalle aanleren. Op 27 juni 1972 nam de gilde deel aan het gildenfeest te Pulle "met onze nieuwe dansgroep".
Sindsdien gingen de resultaten van de dansers van de Oostmalse gilde bijna steeds in stijgende lijn. We verwijzen hiervoor naar de bijlage 'Gildenfeest'.
Ook het aantal activiteiten nam sinds die tijd enorm toe. Zie hiervoor de bijlage 'Activiteiten'.
Toch willen we enkele hoogtepunten van de dansgroep van de St.-Jorisgilde onder de aandacht brengen:

168

19 juli 1985 tot 29 juli 1985: tiendaagse reis naar Viana, Afife en Areosa in het noorden van Portugal.
De gilde voerde toen de 'Bruiloftssuite' op.

 

16 augustus 1986: optreden tijdens het internationaal volksdansfestival te Edegem.

28 en 29 mei 1994: optreden tijdens 'Europese dagen' in Heusenstamm en in de buurt ervan in Duitsland.
De "Balsuite" en de "Holleblokkensuite" werden toen opgevoerd.

169

9 juli 1994: optreden tijdens het internationaal volksdansfestival te Schoten.
"De leiding van Andrea Sterck brachten ons naar een schitterend optreden, dat bleek niet alleen aan de commentaren achteraf maar ook aan het applaus tijdens de dansen zelf", schreef schrijver Stefaan Wouters.

2 september 1997: optreden in de koningin Elisabetzaal te Antwerpen ter gelegenheid van het wereldcongres van imkers, "Apimondia".
Samen met de St.-Sebastiaansgilden van Merksplas en van Vlimmeren werd voor deze gelegenheid een suite "De Jaarkring" en "Boerenbal" ingeoefend.
"De jaarkring" bestaat uit volgende dansen: "Oogstkoekenkermis", "Warme Garnaars", "'t Windeke", "Horlepiep", "Bezemdans van Boortmeerbeek", "Heiluizer", "Polkasaluwee" en "Rozenwals".
Volgende liederen worden erin gezongen: "Hoe zaait de boer", "Allen die willen naar Island gaan", "Moeder ik wil hebben", "Boerinneke van buiten", "Wij komen van Oosten" en "Hoog huis".
De suite "Boerenbal" bestaat uit: "Z' heeft heur witte kousen", "Streep", "Boerenbal", "Kadril van Elewijt", "Holleblokkendans", "Keperen schots" en "Mie Katoen".

Niet alleen het dansen behoort tot de gildenactiviteiten. Er wordt ook veel gezongen. Op 30 april 1994 werd "'t Zangboekje van de guld" uitgegeven. Het werd samengesteld door gildenbroeder Lex Vorsselmans en gedrukt op de persen van Stefaan en Lief Wouters-Van Oers. Het boekje begint, met het "Lijflied" getiteld "Het is moeilijk bescheiden te blijven" op de gekende melodie maar met andere woorden. Omdat de inhoud ironisch bedoeld is en de uitgave zo exclusief zullen we de tekst hier maar niet afdrukken.

5.7. Gildenkledij

Door de heropleving en herwaardering van het dansen in de gilde na de Tweede Wereldoorlog begon men te zoeken naar een aangepaste gildenkledij. De gildenbroeders en -zusters dragen eigenlijk de Kempense klederdracht uit de negentiende eeuw.
De vrouwen dragen een lange zwarte rok boven een witte met 'broderie' afgezette onderrok op zwarte kousen in zwarte schoenen met lage hak, een zwarte bloes met 'janneke' en zwarte ceintuur, een witte katoenen kraag met broderie, een witte katoenen muts met opgekrulde 'oorflappen' en wit lint of zwart lint ten teken van rouw. De neusdoek die met een broche wordt samengehouden moet de nodige kleuren brengen. Sobere sieraden of juwelen zijn toegelaten. Bij het dansen wordt de laatste jaren de neusdoek afgedaan en om toch wat kleur in het geheel te brengen afhankelijk van de dans vervangen door een blauwe schort met strepen of ruiten. Bij bepaalde dansen dragen de vrouwen witte wollen sokken in lage klompen met lederen riem.
De mannen dragen een zwarte lange broek op zwarte schoenen en zwarte kousen, een blauwe linnen 'kiel' op een wit hemd, een rode zakdoek met witte 'bollekes' rond de nek geknoopt en op het hoofd een 'faas', een zwarte hoge pet met kleine klep. Bij sommige dansen worden hoge houten klompen gedragen. De keel van de vendelier wordt samengehouden door een rode sjerp rond de buik, alferis en cornet hebben witte handschoenen om de vlag te dragen en de cornet draagt, gezeten op zijn mooi versierde paard, natuurlijk hoge rijlaarzen. De 'overheden' dragen een paarse 'enkele' sluier met vermelding van de titel en "St.-Joris Oostmalle" in gouden letters over de rechter schouder met de knoop op de linkerzijde. De hoofdman draagt een kleine staf en bij de koningsbreuk, uiteraard gedragen door de koning, hoort een zwarte wandelstok met ivoren knop..

171

5.8. Landjuweel, gildenfeest, schietspel

In het midden van de twintigste eeuw constateren we een 'wildgroei' in de organisatie van gildenfeesten en schietspelen.
Sinds de oprichting van de 'Hoge Gildenraad der Kempen' werd alles stilaan beter gereglementeerd.
Een 'landjuweel' wordt nog ingericht om de vijf jaar (jaartallen, veelvoud van vijf). Tijdens de tussenliggende jaren worden 'gildenfeesten' en 'schietspelen' georganiseerd.

Daar waar vroeger een schietspel per 'wapen' op diverse lokalisaties werd ingericht, komen alle wapens tegenwoordig op een zondag begin juni samen om het schieten met de handboog, kleine kruisboog, St.-Jansboog, voetboog of buks te beoefenen. Al deze schietingen zijn met een 'zestal', de zes beste schutters van een gilde, 'op doelen'. De 'rozenprijs' voor de schutter met de meeste 'rozen' levert extra punten op.

Een gildenfeest vindt tegenwoordig gewoonlijk plaats op het laatste weekend van juni. 's Zaterdags zijn de schietingen zoals bij een schietspel en 's zondags is het gildenfeest. De bezittingen die 's zaterdags zijn 'gekeurd', worden 's zondags in het 'schoon inkomen' meegedragen. Daarna zijn er op het feestterrein wedstrijden dansen, vendelen en roffelen.

Een landjuweel verloopt zoals een gildenfeest maar daar komt op zondag nog de schieting voor de 'opperkoningen' bij. Dit is een schieting naar de staande wip onder de koningen van de gilden per wapen. Alle punten die een gilde vergaarde tijdens de vijf jaar van het landjuweel tijdens schietspelen en gildenfeesten voor schieten, oude en nieuwe bezittingen, schoon inkomen, dansen, vendelen en roffelen komen volgens een welbepaalde verdeelsleutel in aanmerking om het landjuweel te winnen. De punten van het landjuweel tellen dubbel.

Het laatste landjuweel te Loenhout op 24 en 25 juni 1995 werd door St.-Sebastiaan Essen gewonnen. Van de 65 deelnemende gilden werd de St.-Jorisgilde van Oostmalle "eervol" vierde.

Een landjuweel werd door Oostmalle nog nooit gewonnen.("Al goed", fluisteren sommigen, "want dubbele punten betekent ook dubbel prijzengeld".)

Maar onze gilde was reeds driemaal inrichter van een gildenfeest.

Op 22 juni 1952 namen 39 gilden deel aan de gildenfeesten ter gelegenheid van de wijding van een nieuw vaandel. Na de mis werd de gilde op het gemeentehuis ontvangen. "Terwijl op het gemeentehuis de jury ijverig werkte om de oudste vaandels en oudste breuken te klasseren vormde zich een kleurige stoet die met de fanfare voorop de gemeente doorkruiste om ten slotte in het grafelijk park "De Warande" toe te komen. Daar was het dat, spijt het druilerige weer, de verschillende gilden op het verhoog de grootste wedstrijd van de dag aangingen en zich beijverden om de mooiste oude dansen uit te voeren.
Terwijl de harmonika lustige wijsjes speelden volgden de gildendansen elkaar op variërend van quadrille, polka, molendans tot boerenwals.
Ook het vendelzwaaien kwam aan de beurt tot dan het feest besloten werd met de wedstrijd tussen de trommelroffelaars."(158).

Op 25 en 26 juni 1983 was het feest op de grote wei in "De Warande" waar nu de voetbalpleinen zijn en de wip van de gilde zich momenteel bevindt. Er werd een tent van 100 m op 20 m met 7 togen, 2500 stoelen en 200 tafels geplaatst. Alle schutters konden dus naast elkaar staan bij de schieting op doelen.
De gildenbezittingen werden beoordeeld in de gemeentelijke feestzaal.
In de gildenmis op zondag om 9.30 uur werd, tijdens de offerande, door de dansgroep 'De Rozenwals' opgevoerd. Peter Jordens luisterde de mis op aan het orgel, bijgestaan door Jan Borgmans met trompet.
De Nederlandse gilde St.-Barbara uit Moergestel was de gastgilde.
Na de receptie op het gemeentehuis was het gildenmaal in 't Salphenhof. Het schoon inkomen van ongeveer 65 gilden ging van de Hoogstraatsebaan naar het feestterrein. Omwille van "het prachtige weer en het mooie kader" was er een nooit geziene opkomst van deelnemers en toeschouwers.

Op zaterdag en zondag 27 en 28 juni van dit jaar 1998 hadden we weer een gildenfeest in Oostmalle naar aanleiding van het 475-jarig bestaan.
De Oostmalse gilde had het genoegen iedereen te mogen uitnodigen op het feestterrein 'Den Hooiberg' aan de Antwerpsesteenweg tussen Oostmalle en Westmalle.
Zaterdag 27 juni vanaf 14 uur: schietwedstrijd met 59 aanwezige gilden. Ons eigen zestal won de schieting van de kleine kruisboog en Dirk Lambrechts had de rozenprijs.
De gildenbezittingen werden voor de beoordeling door de jury in de gemeentelijke feestzaal gebracht: 18 oude vaandels, 8 oude beelden, 29 oude breuken, 24 oude registers, 5 oude blazoenen, 44 nieuwe vaandels, 33 nieuwe breuken, 26 nieuwe beelden, 27 nieuwe registers en 20 nieuwe blazoenen.
Op zondag 28 juni ging de Oostmalse gilde in vol ornaat van het gildenlokaal naar de Sint-Laurentiuskerk.
Tijdens de plechtige gildenmis om 9.30 uur werd de nieuwe standaard door pastoor-deken Frans Wouters gewijd. De 'wethouders' van de Hoge Gildenraad en een afvaardiging van de bevriende gilden waren in deze viering aanwezig. Het parochiaal zangkoor onder leiding van onderpastoor Van den Bogaert luisterde de viering op. Natuurlijk werd door onze gildenleden enthousiast meegezongen.
Na de mis werd het volledige gezelschap door het gemeentebestuur in het kasteel de Renesse voor de in Malle traditioneel geworden trappist ontvangen.
Het gildenmaal werd in de feesttent genuttigd.
Een pendelbus bracht de hoofdmannen die aan het maal deelnamen met hun 'gevolg', terug naar het dorp voor de opstelling van het schoon inkomen op het gemeentelijk voetbalplein aan de Lierselei.
Een pletsende regenbui kwam juist op een slecht moment tijdens het opstellen van de stoet. Toch konden de zesenveertig nog aanwezige gilden voorafgegaan door de landelijke rijvereniging en het bestuur van onze gilde, om 14 uur droog vertrekken voor het schoon inkomen. Ook de koninklijke fanfare 'De Verbroedering' van Oostmalle luisterde deze stoet met vrolijke muziek op.
Veertien gilden namen in de namiddag deel aan de wedstrijden gildendansen. Dertien gildenbroeders kwamen vendelen en twintig gildenbroeders hebben geroffeld.
Het feest werd afgesloten met muziek van fanfare 'De Lindekring' van Zoersel afgewisseld met proclamaties door de opperhoofdman dr. Eugeen Van Autenboer.

174

1771 Peeter Peeters
1772 Jacobus Van den Brandt, mits 5 gulden 15 stuivers per ton bier + maaltijd
1773 Jacobus S (Drij Swaentjens) mits 6 gulden 5 stuivers
1774 Jacobus Van den Brandt, 5 19
1775 idem 5 18
1776 idem 5 14
1777 idem 5
1778 J B. Geerts 5
1779 Peeter Joostens 5 7
1780 Jacobus Van den Brandt 4 19
1781 idem 5
1782 Martinus Ghysels 4 gulden 18 st., daarbij begrepen de uytvaerten
1783 idem 4 14 /+10 st. maeltijt
1784 J. B. Verelst 5 19
1785 J. Van den Brandt 6
1786 idem 6 +10 st. maeltijt
1787 Martinus Gijsens 6 1
1788 Jan B. Vereelst   6 5
1789 Jacobus Ghijsels   6 5 +10 st. maeltijt
1790 Martinus Gijsels   6 6
1791 J. B. Verelst   6 6,5 +10st. maeltijt
1792 Martinus Gijsels   5 2
1793 Joannes Bauwens   6 6 +10 st. maeltijt
1794 Adriaan Van den Kieboom 5   8  
1795 idem     6
1796 Martinus Ghysels   6 17 st.
1797 J. Bauwens mits 6 gulden + 2 st. per tonne bier
1800 Andries Van der Veken 5   2  
1801 Peter Vervoort   5  
1802 Weduwe Ghysels   7 gulden voor het bier +7 stuivers per man voor den cost
1803 Joannes Bauwens   8 " + 7
1804 Adriaen Adriaensens   8  
1805 Fransus Bogaerts   8  
1806 Josephus S   7+ 8st.+7st.per man v.d.cost
1807 Robert Ghysels   6 19st.
1808 Adr.Van den Kieboom   7 18st.+7st. " "
1809 idem   8 5st.+7st. " "
1810 Joannes Bauwens      
1811 Robert Ghysels   8 4st.
1812 Joannes Bauwens   9 15st.+7st. " "
1813 Fransus Bogaerts   10  
1814 Robertus Ghysels   8 8st.
1815 Jan Baptist Ghysels   7 10st.
1816 Fransus Bogaerts   8 10 "
1817 Petrus Rutten   10 5
1818 Robert Ghysels   10 10 "
1819 Antonius Timmers   10 10 "
1820 Jan Baptist Ghysels   8 15 "
1821 Fransus Bogaerts   8 15 "
1822 Petrus Rutten   8 10 "
1824 Robert Ghysels   8 10 "
1827 idem   8 10 " en 7 st.voor den kost
1828 Fransus Bogaerts   8 10 "
1829 Jan Baptist Ghysels   7 gl 30cents+40cents " " "
1830 Jacobus Wuyts   6 90 ' " +40 "
1831 Robert Ghysels   8 50 " 40 "
1832 Fransus Bogaerts   9 nederlandsche guldens.
1834 Jacobus Wuyts   8 gl. 8 stuivers
1835 F. Bogaerts   7 " (brabands courant geld)
1836 Robert Ghysels   8 " 10 st.
1841-1843-1845 Godefridus Bauwens      
1842 - 1844 - 1846 tot 1849 - 1853 burgemeester Dominicus Fr. Bauwens.      
1859 Jos Bleyens      
1860 Maria Peeters      
1861 Dominicus Fr. Bauwens      
1876 baas Nijs      
1877 Jacobus Bastiaensen      
1878 A. Smolders      
1879 Karel Van Gestel      
1882 Frans Ten Grootenhuyzen      
1890 Jan Anthonissen      
1891 - l892 Karel Van Giel      
1893 - 1894 L. Van den Langenbergh      
1895 Frans Tengrootenhuyzen      
1896 Jozef Celens      
1897 - 1898 L. Van den Langenbergh      
1899 Frans Tengrootenhuyzen      
1900 - 1901 Karel Van Giel      
1902 Frans Ten Grootenhuyzen, mits 30 fr.  
1903 idem   35 fr.  
1904 Karel Brocken 34 fr.  
1905 Frans Ten Grootenhuyzen 23 fr.  
1906 Karel Van Giel 22,50 fr.  
1907 Jan Van Looy 19,30 fr.  
1908 Karel Van Giel 23 fr.  
1909 idem 17,50 fr.  
1910 idem   24 fr.  
1911 Karel Van Giel, lid der gilde 26 fr. per dag  
1913 – 1914 idem   28 fr  
1919 Edward Van Giel   15 fr. (alleen St.-Jorisdag "voor wat betreft het gereedmaken van het maal, daar deze teerdag als proef zal gehouden worden".
1920 Edward Van Giel: 20 fr.  
1921 idem 20 fr  
1922 idem 25 fr.  
1923 idem 25 fr  
1924 Jan Storms: 30 fr. ("plaats, vuur en licht")  
1925 idem  
1926 idem 12 fr. ("twee maaltijden, plaats, vuur, licht")  
1927 idem 15 fr.  
1928 idem "  
1929 idem 18 fr.  
1930 idem "  
1931 idem "  
1932 Frans Van Dooren 17 fr.("daarin is begrepen vuur, licht, gerief, twee maaltijden bestaande uit soep, vleesch met groenten en patatten, 's avonds koud vleesch met brood met koffie")  
1933 Frans Van Dooren 15 fr.  
1934 idem " "  
1935 Jan Hendrickx (café Brouwershuis Hotel): 12,25 fr.  
1936 kinderen Hendrickx (café Brouwershuis) 11,25 fr.("bij afbod")  
1937 idem 13 fr.  
1938 idem 11,75 fr.  
1939 idem 12,75 fr.  
1940 idem 15 fr. (" 's avonds brood met rol (boulie) en koffie")
1947 Brouwershuis 85 fr.  
1948 idem "  
1949 idem "  
1950 idem "  
1951 idem "  
1952 idem 61 fr.  
1953 idem 80 fr.  
1954 Louis Bartholomeeusen-Van den Bulck zaal Luxor   … 75 fr.  
1955 idem zaal Notenboom   80 fr.  
(zo staat het in het register maar hier wordt "de Notelaer" bedoeld)        
1956 aanbesteding door vorig lokaal …   80 fr.  
1957 idem   "  
1958 idem…   100 fr.  
1959 idem…   35 fr. ("vat bier geschonken door lokaalhouder, brouwerij Wieze en beenhouwer weduwe Celens")
De aanbesteding van 1960 tot 1965 met aannemer brouwerij De Wildeman-Wieze ging niet door omdat er in de herberg geen lid woonde en de herbergier er ook niet werd ingestemd.
1960 – 1963 Louis Van Den Bulck-Buylinckx…   75 fr.  
1964 weduwe Van Den Bulck…   100 fr.  
1965 idem   "  
1966 idem   120 fr.  
1967 idem   "  
1968 idem   75 fr. ("daar wij vanaf dit jaar alleen 's avonds een eetmaal gebruiken")
1969 Frans Michielsen-Van den Bulck…   110 fr.  
1970 idem   110 fr.